Nederlands
7
• “
” Verwarmen
• “
” Alleen ventilator
Druk op de aan/uit-toets.
De verklikkerlamp gaat branden en het sys-
teem wordt ingeschakeld.
• De werkingsmodus kan niet veranderd worden met
de afstandsbediening waarvan het display
“
” (omschakelen geblokkeerd) toont.
Verander de werkingsmodus met de afstandsbe-
diening waarvan het display niet “
” toont.
• Zie het hoofdstuk “Bedieningsprocedure - De
masterafstandbediening instellen” wanneer het
display “
” (omschakelen geblokkeerd)
knippert.
• Het is mogelijk dat de ventilator na het stopzetten
van de verwarmingsfunctie nog ongeveer
1 minuut blijft draaien om de warmte uit de binne-
nunit te verwijderen.
• De luchtstroomsnelheid kan automatisch afge-
steld worden afhankelijk van de kamertempera-
tuur of de ventilator kan plotseling stoppen. Dit
duidt niet op een defect.
• Voor beveiliging van de unit kan het systeem de
luchtstroomsnelheid automatisch regelen.
• Het kan enige tijd duren voordat de verandering
van de luchtstroomsnelheid voltooid is.
Dit is normaal.
AFSTELLING (Zie Afb. 2)
Voor afstelling van de gewenste temperatuur,
ventilatorsnelheid en luchtstroomrichting
(alleen voor de afstandsbediening: FXC, FXF,
FXH), volgt u de onderstaande procedure.
Druk op de temperatuurinsteltoets en stel de
gewenste temperatuur in.
Door de toets in te drukken wordt de
ingestelde temperatuur 1°C verhoogd,
resp. verlaagd.
OPMERKING
• Stel de temperatuur in op een verantwoorde
waarde.
• In de functie 'Alleen ventilator' kan de tem-
peratuur niet worden ingesteld.
Druk de toets voor het instellen van de ventila-
torsnelheid in en selecteer de gewenste snel-
heid.
Druk op de afsteltoets voor de luchtstroom-
richting.
Zie hoofdstuk “De richting van de luchtstroom
instellen” voor details.
HET SYSTEEM STOPPEN (Zie Afb. 2)
Druk nogmaals op de aan/uit-toets.
De verklikkerlamp dooft en het systeem wordt
uitgeschakeld.
OPMERKING
• Schakel de stroom niet direct uit nadat de
unit gestopt is.
• Het systeem heeft minstens 5 minuten nodig
voor nawerking van de afvoerpompinrich-
ting.
Wanneer de unit onmiddellijk wordt uitge-
schakeld kan dit waterlekkrn of andere sto-
ringen veroorzaken.
UITLEG VAN DE VERWARMINGSFUNCTIE
• In het algemeen is er bij de verwarmingsfunctie
meer tijd nodig voor het bereiken van de ingestelde
temperatuur dan bij de koelfunctie.
Het wordt aanbevolen de bediening te starten die
gebruikt werd alvorens de tijdschakelaarbediening
gebruikt werd.
• De volgende bediening wordt uitgevoerd om te voor-
komen dat de verwarmingscapaciteit afneemt of dat
er koude lucht wordt uitgeblazen.
Ontdooien
• Bij gebruik van de verwarmingsfunctie neemt
de bevriezing van de warmtewisselaar van de
buitenunit toe. De verwarmingscapaciteit
neemt af en het systeem gaat over op ont-
dooien.
• De ventilator van de binnenunit stopt en op de
afstandsbediening verschijnt “
”.
• Na maximaal 10 minuten ontdooien keert het
systeem terug naar de verwarmingsmodus.
Warme start
• Om te voorkomen dat een binnenunit koude
lucht de ruimte inblaast bij het inschakelen van
de verwarmingsfunctie, wordt de ventilator van
de binnenunit niet ingeschakeld. In het display
van de afstandsbediening wordt “
”
weergegeven.
OPMERKING
• De verwarmingscapaciteit neemt af naarmate de
buitentemperatuur daalt. Gebruik in dit geval een
ander verwarmingsapparaat samen met deze unit.
(Wanneer apparatuur die open vuur produceert
samen met dit apparaat wordt gebruikt, de kamer
continu ventileren.)
Plaats geen apparatuur die open vuur produceert op
plaatsen die blootstaan aan de luchtstroom van de
unit of onder de unit.
• Het duurt enige tijd voordat de kamer is opgewarmd
vanaf het tijdstip dat de unit gestart is, aangezien de
unit voor het verwarmen van de gehele kamer
gebruik maakt van een heteluchtcirculatiesysteem.
• Als de hete lucht naar het plafond stijgt en het
gedeelte boven de vloer koud blijft, wordt het aanbe-
volen een luchtcirculator te gebruiken (een binnen-
huisventilator voor luchtcirculatie). Neem contact op
met uw verdeler voor bijzonderheden.
2
3
4
5
6