Montagehandleiding
3
EWWQ049~06 ECB2+3MUBW
Watergekoelde ijswaterkoelgroepen
D-EIMHP01008-17EU
S
PECIFICATIES
VAN
DE
WATERKWALITEIT
A = roesten
B = afbladderen
A
ANSLUITING
VAN
HET
WATERCIRCUIT
De verdamper en condensor zijn uitgerust met een GAS mannelijke
leidingschroefdraad voor de waterinlaat en -uitlaat (raadpleeg het
uitwendig schema). De wateraansluitingen van de verdamper en
condensor moeten gebeuren in overeenstemming met het uitwendig
schema, rekening houdend met de waterinlaat en -uitlaat.
Als er lucht, vocht of stof in het watercircuit terechtkomt kunnen er
storingen ontstaan. Daarom moet u, bij het aansluiten van het
watercircuit, steeds rekening houden met het volgende:
1.
Gebruik uitsluitend zuivere leidingen.
2.
Houd de uiteinden van de leidingen omlaag, tijdens het verwijderen
van bramen.
3.
Dek de uiteinden van de leiding af terwijl u de leiding door een muur
steekt, zodat er geen stof of vuil kan indringen.
W
ATERVULLING
, -
STROOM
EN
-
KWALITEIT
Om een probleemloze werking van de unit te verzekeren is er een
minimaal watervolume in het systeem vereist en moet de
waterstroom door de verdamper binnen het werkingsbereik liggen
(raadpleeg daartoe de onderstaande tabel).
I
SOLEREN
VAN
DE
LEIDINGEN
Het volledige watercircuit, inclusief alle leidingen, moet worden
geïsoleerd om condensvorming en een verminderde koelcapaciteit te
voorkomen.
Bescherm de waterleidingen tegen bevriezing tijdens de
winterperiode (bijvoorbeeld door een glycoloplossing of
verwarmingstape te gebruiken).
B
EDRADING
TER
PLAATSE
Monteren van de besturingskast (ECB*MUBW)
Volg de instructies op in "
" (98~192) op het einde van deze
handleiding wanneer u de besturingskast in de unit monteert.
Tabel met onderdelen
F1,2,3U...................Hoofdzekeringen voor de unit
H1P ........................Controlelamp voor alarm
H3P ........................Werkingslampje van de compressor
PE...........................Hoofdaardklem
S7S.........................Klep omschakelen koelen/verwarmen vanop
afstand
S9S.........................Afstandsschakelaar "start/stop"
S10L .......................Vlotterschakelaar
S11L .......................Contact dat sluit als de pomp in werking is
S12S.......................Hoofdschakelaar
- - -..........................Bedrading ter plaatse
Normen voor het voedingscircuit en de kabels
1
De elektrische voeding van de unit moet zodanig worden
aangesloten dat deze kan worden in- en uitgeschakeld
onafhankelijk van de elektrische voeding van het systeem en de
uitrusting in het algemeen.
2
Er moet een voedingscircuit worden voorzien voor aansluiting
van de unit. Daarvoor moeten de nodige beveiligingen worden
voorzien, namelijk een werkschakelaar, een duurzame zekering
op iedere fase en een differentieel. De aanbevolen zekeringen
worden vermeld op het elektrisch schema dat is meegeleverd
met de unit.
.
water in verdamper water in condensor
circulerend
water
[<20°C]
aange-
voerd
water
circulerend
water
[20°C~60°C]
aange-
voerd
water
fenomeen
in geval
van
afwijking
Te controleren punten
pH
op 25°C
6,8~8,0
6,8~8,0
7,0~8,0
7,0~8,0
A + B
Elektrisch
geleidings-
vermogen
[mS/m]
op 25°C
<40
<30
<30
<30
A + B
Chlorideion
[mg Cl
–
/l]
<50
<50
<50
<50
A
Sulfaation
[mg SO
4
2–
/l]
<50
<50
<50
<50
A
M-alkaliteit
(pH 4,8)
[mg CaCO
3
/l]
<50
<50
<50
<50
B
Totale hardheid
[mg CaCO
3
/l]
<70
<70
<70
<70
B
Calciumhardheid [mg CaCO
3
/l]
<50
<50
<50
<50
B
Siliciumion
[mg SiO
2
/l]
<30
<30
<30
<30
B
Referentiepunten
IJzer
[mg Fe/l]
<1,0
<0,3
<1,0
<0,3
A + B
Koper
[mg Cu/l]
<1,0
<0,1
<1,0
<0,1
A
Sulfideion
[mg S
2–
/l]
niet opspeurbaar
A
Ammoniumion
[mg NH
4
+
/l]
<1,0
<0,1
<0,3
<0,1
A
Resterende
chloride
[mg Cl/l]
<0,3
<0,3
<0,25
<0,3
A
Vrij carbide
[mg CO
2
/l]
<4,0
<4,0
<0,4
<4,0
A
Stabiliteitsindex
—
—
—
—
A + B
Minimale
waterhoeveelheid (l)
Minimale
waterstroom (l/min)
Maximale
waterstroom (l/min)
2 x EWWQ049KAW1M
205
202
494
1 x EWWQ049KAW1M
+ 1 x EWWQ064KAW1M
268
253
620
2 x EWWQ064KAW1M
311
304
746
3 x EWWQ049KAW1M
205
303
741
2 x EWWQ049KAW1M
+ 1 x EWWQ064KAW1M
238
354
867
1 x EWWQ049KAW1M
+ 2 x EWWQ064KAW1M
238
405
993
3 x EWWQ064KAW1M
311
456
1119
De waterdruk mag de maximale werkdruk van 10 bar niet
overschrijden.
LET OP
Voorzie voldoende beveiligingen in het watercircuit om
te voorkomen dat de waterdruk de maximaal
toegestane werkdruk zou overstijgen.
De bedrading ter plaatse en de montage van de
componenten moeten worden uitgevoerd door een erkend
elektricien en in overeenstemming zijn met de geldende
Europese en nationale reglementeringen.
De bedrading ter plaatse moet worden uitgevoerd in
overeenstemming met het elektrisch schema dat is
meegeleverd met de unit en met de onderstaande
instructies.
Gebruik een afzonderlijk voedingscircuit. Deel dus nooit
een voeding met een ander apparaat.
Schakel de hoofdschakelaar uit voordat u een aansluiting
uitvoert (schakel de werkschakelaar uit, verwijder de
zekeringen of schakel deze uit).