13
NEDERLANDS
1. VEILIGHEIDSMAATREGELEN
Alvorens de pomp in bedrijf te stellen dient u dit boekje met aanwijzingen aandachtig door te
lezen.
Om veiligheidsredenen mogen personen die deze gebruiksvoorschriften niet gelezen hebben, de pomp niet gebrui-
ken. Personen onder de 16 jaar mogen de pomp niet gebruiken of in de buurt van een in bedrijf zijnde pomp komen.
De voedingskabel of vlotterschakelaar mogen nooit gebruikt worden om de pomp te vervoeren of te verplaatsen.
Gebruik altijd het handvat van de pomp.
Wanneer de pomp op het elektriciteitsnet is aangesloten, dient u ervoor te zorgen dat er niemand
met het water in contact kan komen.
Bescherm de stekker tegen vocht. De stekker moet bereikbaar zijn wanneer de pomp in werking is.
Trek nooit aan de kabel om de stekker uit het stopcontact te halen.
Haal altijd eerst de stekker uit het stopcontact alvorens werkzaamheden aan de pomp te ver-
richten.
2. TOEPASSING
VERTY NOVA 200, VERTY NOVA 400: Dompelpompen met ingebouwde vlotter speciaal ontworpen voor kleine
afvoerputjes (minimaal 20 cm x 20 cm). Geschikt om schoon water te verpompen dat vaste deeltjes met een ma-
ximumdoorsnede van 5 mm bevat.
De temperatuur van de te verpompen vloeistof mag niet hoger dan 35° C zijn.
De pomp kan niet gebruikt worden voor het pompen van zout water, rioolwater (modellen ACI)
ontvlambare, bijtende of explosieve vloeistoffen (b.v. petrolium, benzine, oplosmiddelen), vet-
ten, oliën of voedingsmiddelen.
Een beschadigde stroomkabel moet om elk risico te voorkomen door de fabrikant of door een
door hem erkende technische servicedienst vervangen worden.
Alvorens de pomp in bedrijf te stellen dient u onderstaande punten te controleren:
• De spanning en de frequentie van het pompplaatje van de pomp komen overeen met de gegevens van
de stroomvoorzieningsinstallatie.
• De stroomkabel van de pomp en de pomp zelf zijn niet beschadigd.
• De elektrische aansluiting bevindt zich op een droge tegen eventuele overstroming beschermde plaats.
• Om veiligheidsredenen dient u zich ervan te vergewissen dat er op de stroomtoevoer naar de pomp een
differentiaalschakelaar aanwezig is waarvan de nominale differentiaalstroom niet meer dan 30mA bedra-
agt en dat de aardingsinstallatie goed werkt.
• De lengte van de kabel bedraagt niet meer dan 10 meter. Eventuele verlengkabels moeten conform de
voorschriften van de norm DIN VDE 0620 zijn.
N.B.:
met het oog op de verschillende regelgeving in de verschillende landen op het gebied van de veiligheid van
elektrische installaties, dient u zich ervan te vergewissen dat de installatie, voor wat de toepassing ervan, conform
de van kracht zijnde voorschriften is.