54
55
worden bekeken. Tegelijkertijd worden de kanaalnummers “1”, “” of “” afgebeeld. Bij gebruik
van slechts één sensor vindt er geen indicatie plaats.
G) Indicatie van de minimale en maximale buitentemperatuur van
de dag
In de normale modus geeft dit weerstation in de onderste sectie van het LC-uitleesvenster voor
elk geselecteerd kanaal de maximale en minimale buitentemperatuur van die dag per kanaal
aan. Let daarbij goed op het kanaalnummer. Voor het weergeven van de maximale en minimale
temperatuur van de dag voor een ander kanaal kan in de normale weergavemodus op de toets
SET/CH worden gedrukt.
De minimale dagtemperaturen worden dagelijks automatisch om 0:00 uur en alle
maximale temperaturen om 8:00 uur op hun actuele waarden teruggezet.
H) 868 MHz ontvangsttest
Het weerstation dient de buitentemperatuurgegevens binnen 5 minuten na de inbedrijfname
te ontvangen en weer te geven. Gebeurt dit niet binnen 5 minuten na de basisinstelling of
is de signaalontvangst in de normale weergavemodus continu zodanig gestoord, dat de
buitenbereikindicatie slechts “- - -“ aangeeft, controleer dan de volgende punten:
De afstand van weerstation en buitenzenders ten opzichte van storingsbronnen, zoals
bijvoorbeeld computermonitoren of televisies, dient minimaal 1,5 tot meter te bedragen.
Plaats de apparaten bij voorkeur niet direct tegen of in de buurt van metalen deuren of
ramen.
Het gebruik van andere, op dezelfde frequentie (868 MHz) werkende apparaten, zoals
hoofdtelefoons of luidsprekers, kan de juiste signaaloverdracht verhinderen.
Storing in de ontvangst kan ook worden veroorzaakt door buren die op dezelfde frequentie
(868 MHz) werkende apparaten in gebruik hebben.
Wordt het signaal van 868 MHz juist verzonden en ontvangen, dan dienen de
batterijcompartimenten van weerstation en buitenzenders niet meer te worden
geopend om te voorkomen dat de batterijen loskomen van de contacten en een
ongewenste reset opleveren. Mocht dit per ongeluk toch gebeuren, dan dienen ter
vermijding van overdrachtsproblemen alle apparaten opnieuw te worden ingesteld
(zie basisinstelling, paragraaf 7A hierboven).
Het zendbereik van buitenzender tot weerstation bedraagt in het vrije veld
circa 100 m. Deze afstand is echter afhankelijk van de omgevingscondities en
mogelijke storingsbronnen. Is er, ondanks dat er rekening wordt gehouden met
alle bovengenoemde factoren geen ontvangst mogelijk, dan dienen alle apparaten
opnieuw te worden ingesteld (zie basisinstelling, paragraaf 7A hierboven).
1.
.
.
4.
8. Montage
Plaats voor het definitief monteren van de consoles alle apparaten op de gewenste
opstellings- of montageplaatsen en controleer of alle buitentemperatuurinformatie
correct wordt ontvangen. Mocht dat niet het geval zijn, dan is het in de meeste
gevallen voldoende om de montageplek iets te verplaatsen.
A) Opstellen van het basisstation
Het weerstation kan vrij worden opgesteld of tegen de wand worden gemonteerd. Controleer bij
wandmontage vooraf of de buitentemperatuurwaarden op de gewenste montageplek correct
worden ontvangen.
Monteer alle apparaten alleen op plaatsen die voldoende tegen vocht en regen zijn
beschermd.
Vrije opstelling
Met behulp van de uitklapbare voet kan het station op elke gewenste vlakke ondergrond
worden opgesteld.
Wandmontage
Kies voor een beschermde montageplaats en vermijd direct
invallende regen of zonneschijn.
Bij wandmontage wordt de voet verwijderd door deze
eenvoudig uit het station te klikken.
Draai een passende schroef op de gewenste
montageplaats en laat de kop daarvan circa 5 mm voor
de wand uitsteken.
Hang het station aan de schroef. Let er op dat het apparaat
voor het loslaten stevig onder de schroefkop klemt.
1.
.
.
