NL
136
5.4 Uitschakeltijdvertraging
De functie "Uitschakeltijdvertraging" wordt door het lenzenstelsel en de potentiometer "tijd"
bepaald.
Via het lenzenstelsel stelt de presentiesensor vast of beweging in de ruimte aanwezig is. De
instelling op de potentiometer "tijd" legt vast, hoelang de verlichting na detectie van de laatste
beweging ingeschakeld blijft.
Na iedere nieuwe bewegingsdetectie wordt de uitschakeltijdvertraging weer op de gekozen
tijdwaarde teruggezet (bijv. 7 min.). Wordt tot het verlopen van deze tijd geen nieuwe
beweging in de ruimte geregistreerd, dan wordt de verlichting uitgeschakeld.
Functionaliteit
Korte impuls
: bijv. activering van een trapverlichtingsautomaat
30
20
15
10
5
10
min
sec
1