45
Geheugen selecteren
• Schakel de bloeddrukmeter met behulp van de
START/
STOP
-toets in.
• Selecteer het gewenste gebruikersgeheugen ( of )
door op de functietoetsen
-/+
te drukken.
• U hebt twee geheugens met elk zestig geheugenplaatsen
om de meetresultaten van twee verschillende personen
afzonderlijk op te slaan.
Bloeddrukmeting uitvoeren
• Breng zoals eerder beschreven de manchet aan en neem
de houding aan waarin u de meting wilt uitvoeren.
• Schakel de bloeddrukmeter met behulp van de
START/
STOP
-toets in. Alle displayweergaven worden kort
verlicht.
• De te gebruiken geheugenplaats wordt weergegeven.
• De manchet wordt automatisch opgepompt. De luchtdruk
in de manchet wordt langzaam verlaagd. Bij een reeds
waargenomen tendens in de richting van een hoge bloed-
druk wordt nog een keer bijgepompt om de manchetdruk
te verhogen. Zodra er een polsslag herkend wordt, wordt
het symbool polsslag weergegeven.
• De meetresultaten systolische druk, diastolische druk en
polsslag worden weergegeven.
U kunt de meting te allen tijde afbreken door op de
START/STOP
-toets te drukken.
•
Er
_ wordt weergegeven wanneer de meting niet juist kon
worden uitgevoerd. Lees het hoofdstuk “Foutmeldingen/
storingen verhelpen” in deze gebruiksaanwijzing en her-
haal de meting.
• Het meetresultaat wordt automatisch opgeslagen.
• U kunt het apparaat uitschakelen door op de
START/
STOP
-toets te drukken. Als u vergeet het apparaat uit
te schakelen, dan wordt het na ongeveer 1 minuut auto-
matisch uitgeschakeld.
Wacht ten minste 5 minuten voordat u een nieuwe meting
uitvoert!
6. Resultaten beoordelen
Hartritmestoornissen:
Dit apparaat kan tijdens het meten eventuele storingen van
het hartritme identificeren. Indien dergelijke storingen wor-
den vastgesteld, wordt dit na de meting met het symbool
weergegeven. Dit kan een indicator voor een aritmie zijn.
Aritmie is een aandoening waarbij het hartritme abnormaal
is vanwege storingen in het bio-elektrische systeem dat de
hartslag stuurt. De symptomen (overslaand hart of voortij-