46
dige hartslagen, langzame of te snelle hartslag) kunnen on-
dermeer het gevolg zijn van hartaandoeningen, ouderdom,
lichamelijke aanleg, overmatig gebruik van genotmiddelen,
stress of slaapgebrek. Aritmie kan uitsluitend worden vast-
gesteld door medisch onderzoek. Herhaal de meting als het
symbool
na de meting op de display wordt weergege-
ven. Let er op dat u 5 minuten rust moet nemen en dat u
tijdens de meting niet praat of beweegt. Indien het symbool
vaak wordt weergegeven, raadpleegt u uw arts. Zelf een
diagnose stellen of een behandeling starten op basis van
de meetresultaten kan gevaarlijk zijn. Volg de aanwijzingen
van uw arts op.
WHO-classificatie:
Conform de richtlijnen/definities van de Wereldgezondheid-
sorganisatie (WHO) en de meest recente inzichten kunnen
de meetresultaten volgens de onderstaande tabel worden
geclassificeerd en beoordeeld.
Deze standaardwaarden mogen echter uitsluitend worden
opgevat als algemene richtlijn, omdat de bloeddruk per
persoon en ook per leeftijdsgroep enz. kan verschillen of
afwijken.
Raadpleeg daarom regelmatig uw arts. Hij of zij kan uw per-
soonlijke bloeddruk voor u meten en ook beter inschatten
wanneer bloeddrukwaarden te hoog of te laag zijn.
Het staafdiagram op de display en de schaalverdeling op
het apparaat geven aan binnen welk bereik de vastgestelde
bloeddruk zich bevindt.
Als de systolische en diastolische waarden zich in twee ver-
schillende WHO-gebieden bevinden (bijv. systolisch in het
gebied “hoog-normaal” en diastolisch in het gebied “nor-
maal”), dan geeft de grafische WHO-classificatie op het ap-
paraat altijd het hoogste gebied weer; in het beschreven
voorbeeld is dat “hoog-normaal”.
Bereik van de
bloeddrukwaar-
den
Systole
(in mmHg)
Diasto-
lisch
(in mmHg)
Maatregel
Niveau 3:
zeer hoge blo-
eddruk
≥ 180
≥ 110
Raadpleeg een
arts
Niveau 2:
hoge bloeddruk
160 – 179 100 – 109 Raadpleeg een
arts
Niveau 1:
licht verhoogde
bloeddruk
140 – 159 90 – 99
Regelmatige
controle door
een arts
Hoog-normaal
130 – 139 85 – 89
Regelmatige
controle door
een arts
Normaal
120 – 129 80 – 84
Zelfcontrole
Optimaal
< 120
< 80
Zelfcontrole
Bron: WHO, 1999