I) Plaatsen van het kind in de babydrager (afb. A-F)
Laat het kind nooit zonder gordels in de babydrager zitten, ook niet als het buiten de auto is!
þ
Druk op de rode knop om de veiligheidsgordel van het babydraagmandje te openen.
þ
Plaats het kind in de babydrager, sluit de veiligheidsgordel en regel de strakheid.
þ
Zorg ervoor dat het kind in de juiste positie zit en dat zijn rug tegen de babyschelp ligt.
þ
De veiligheidsgordel moet vlak en stevig over de schouders liggen.
þ
Steek de twee plastic haken samen in de gesp. Een hoorbare „klik“ bevestigt de correcte werking.
þ
Draai de voorste regelriem vast zodat de veiligheidsgordels van het kinderzitje strak tegen het lichaam van
het kind aan zitten (gordelsysteem).
Verstellen van de veiligheidsgordel:
þ
De lengte van de veiligheidsgordels (gordelsysteem) moet individueel aan het kind worden aangepast.
þ
De riemen moeten zich in de positie bevinden die het dichtst bij de schouders van het kind ligt en mogen
niet gedraaid zijn.
U kunt het gordelsysteem van het autostoeltje als volgt aanpassen aan de individuele behoeften van het kind:
a) Om de veiligheidsgordel los te maken, dient u de gordelverstelling aan de voorzijde van het autostoeltje te
bedienen en beide gordels tegelijkertijd uit het autostoeltje te trekken (naar voren).
[NL] Gebruiksaanwijzing:
56
| seat unit