130
OPGELET!
Onvoldoende prestatie
van het apparaat!
Knik de slang niet.
Zet geen voorwerpen op de slang.
Werkwijze regeneratielucht
1. Sluit de slang/het luchtkanaal (DN
80 mm) aan op de afvoer voor
regeneratielucht en borg bijv. met
een klem.
ASE 200/300:
afvoer voor
regeneratielucht aan de voorzijde.
ASE 400:
afvoer voor
regeneratielucht aan de
achterzijde.
2. Leg de slang/het luchtkanaal zo dat
de regeneratielucht uit de ruimte
wordt geleid. Let er hierbij op dat er
een verval aanwezig is uit de
richting van de adsorptiedroger,
zodat er geen condens in het
apparaat terechtkomt.
Indien een verval niet mogelijk is,
moet de slang/het luchtkanaal licht
omlaag gebogen worden gelegd.
Boor vervolgens op het diepste
punt van de bocht een gat
(diameter 4 mm) zodat het condens
hier kan weglopen.
Werkwijze droge lucht
1.
Uitsluitend ASE 200/300:
de af-
voer voor droge lucht bevindt zich
aan de achterzijde. De aansluit-
plaat kan afhankelijk van het type
slang (
ASE 200:
2 x DN 50 mm of
1 x DN 80 mm
ASE 300:
2 x DN 50 mm of 1 x DN
100 mm) worden gedraaid.
Draai hiertoe de schroeven (1) los
en lijn de gewenste opening zo uit
dat deze zich voor het rooster be-
vindt. Maak de aansluitplaat vast
met de schroeven.
2. Sluit zo nodig de slang aan op de
afvoer voor droge lucht en zet deze
vast.
ASE 400:
afvoer voor droge lucht
aan de voorzijde (DN 100 mm).
3. Leg het uiteinde van de slang naar
de plaats van inbedrijfstelling.
Elektrische aansluiting
Werkwijze
1. Controleer of de netspanning
overeenkomt met de
voedingsspanning in de technische
gegevens.
2. Bescherm de contactdoos en het
voedingsnet voldoende.
3. In vochtige ruimtes en/of op bouw-
terreinen moet een aar-
dlekschakelaar worden geïn-
stalleerd.
4. Controleer of de netstekker geschikt
is voor de contactdoos van het ge-
bouw.
5. Controleer of de gebruikte con-
tactdoos geaard is.
6. Steek de netstekker in de
contactdoos.
11 Bediening
WAARSCHUWING!
Negatieve ef-
fecten door onderdruk.
Zorg ervoor dat er geen deeltjes,
rook of gas en soortgelijke kunnen
worden aangezogen.
Controleer of de ontstane onderdruk
geen negatieve effecten heeft op de
veiligheid of op het apparaat.
1
Summary of Contents for ASE 200
Page 135: ...135...