Installatie
12 - NL
FXE4000 (COPA-XE/MAG-XE)
D184B133U02
3.2.4 Leidraad
aandraaimomenten
Nominale
diameter DN
Nominale
druk
Schroeven
Flensapparate
n model
DE41F, DE43F
Tussen-
flensapparaten
Variabele
procesaan
-
sluitingen
model DE21,
DE23
mm
Inch
PN
Nm
Nm
Nm
3-8
⅜
“ 40
4 x M12
8
2,3
6,5
10
⅜
“ 40
4 x M12
8
7
6,5
15
½“ 40
4 x M12
10
7
9
20
¾“ 40
4 x M12
16
11
20
25
1“ 40
4 x M12
21
15
32
32
1¼“ 40
4 x M16
34
26
56
40
1½“ 40
4 x M16
43
33
80
50
2“ 40
4 x M16
56
46
30
65
2½“ 40
8 x M16
39
30
42
80
3“ 40
8 x M16
49
40
100
100
4“ 16
8 x M16
47
67
125
125
5“ 16
8 x M16
62
150
6“ 16
8 x M20
83
200
8“ 16
8 x M20
81
250
10“ 16
8 x M24
120
300
12“ 16
8 x M24
160
350
14“ 16
16 x M24
195
400
16“ 16
16 x M27
250
500
20“ 10
20 x M24
200
600
24“ 10
20 x M27
260
700
28“ 10
24 x M27
300
800
32“ 10
24 x M30
390
900
36“ 10
28 x M30
385
1000
40“
10
28 x M33
480
3.3 Aarding
3.3.1 Algemene informatie over de aarding
Let bij de aarding op de volgende punten:
•
Meegeleverde groen/gele kabel voor de aarding gebruiken.
• Aardingsschroef van de debietmeter (aan flens en converterbehuizing) met de bedrijfsaarde
verbinden.
• Ook de aansluitdoos resp. COPA-behuizing moet worden geaard.
•
Bij kunststoffen leidingen of bij buisleidingen met geïsoleerde voering geschiedt de aarding
via de aardingsplaat of aardingselektroden.
• Bij optreden van externe storingsspanningen dient telkens één aardingsplaat voor en achter
de meter te worden gemonteerd.
• Om meettechnische redenen is het aan te raden dat het potentiaal van de bedrijfsaarde
gelijk is met het potentiaal van de buisleiding.
• Een bijkomende aarding via de aansluitklemmen is niet nodig.
Opmerking
Wordt de debietmeter in een voering uit kunststof, geglazuurd aardewerk of met isolering
gemonteerd, kunnen in enkele gevallen circulatiestromen via de aardingselektrode optreden.
Op lange termijn kan de debietmeter hierdoor ernstig worden beschadigd, omdat de
aardingselektrode elektrochemisch afgebroken wordt. In deze gevallen moet de aarding via
aardingsplaten plaatsvinden.