12
NL
●
Indien de testresultaten niet overeenkomen met hoe u zich voelt:
Controleer of u de test correct hebt uitgevoerd zoals uitgelegd in §4.2.
Voer vervolgens een glucosecontroletest uit om na te gaan of het
systeem goed werkt (§4.3). Herhaal de test met een bloeddruppel uit
een vingertop (gebruik geen alternatieve prikplaats). Indien het
testresultaat nog steeds niet overeenkomt met hoe u zicht voelt, neem
dan contact op met uw arts of professionele zorgverlener.
●
Negeer testresultaten niet. Breng geen veranderingen aan in de controle
of behandeling van uw bloedglucose zonder eerst uw arts of
professionele zorgverlener te hebben geraadpleegd.
4. Druk op de eject-knop om de teststrip te verwijderen. De meter schakelt uit.
LET OP
●
Houd uw meter omlaag en van anderen af gericht wanneer u de gebruikte
teststrip uitwerpt.
●
Wegwerpen van biogevaarlijk afval
Gebruikte teststrips en lancetten zijn biogevaarlijk afval. Zij moeten
daarom worden weggeworpen in overeenstemming met de lokale
regelgeving voor biogevaarlijk afval.
4.3 Glucose-controlevloeistoftest
Voer een controletest uit als:
●
u vermoedt dat de meter of de GLUCOFIX
®
TECH Sensor niet goed werken;
●
de meter is gevallen;
●
de meter is beschadigd;
●
de bloedglucosetestresultaten niet overeenkomen met hoe u zich voelt;
●
u de werking van de meter en de GLUCOFIX
®
TECH Sensor wilt controleren
wanneer u ze voor het eerst ontvangt of elke keer dat u hun werking wilt
controleren voorafgaand aan een bloedglucosetest.
4. Meten v
an uw bloedglucosewaar
de