11
NL
ramen en verbrandingsluchttoevoervoorzieningen.
Raadpleeg de nationale en regionale voorschriften.
Uitmonding in de gevel (type C11)
Bij plaatsing in een zijgevel, moet de uitmonding minimaal
50 centimeter zijn verwijderd van hoeken van het gebouw,
dakoverstekken, dakgoten, balkons en dergelijke. Die afstand
is niet nodig als de uitmonding doorloopt tot tenminste
de voorzijde van het overstekende deel. Om het inlopen
van water te voorkomen kan men de geveldoorvoer licht
afwaterend monteren.
Houd ook rekening met de plaats van de uitmonding ten opzichte van ventilatieopeningen, beweegbare ramen
en voorzieningen voor de verbrandingsluchttoevoer. Raadpleeg de nationale en regionale voorschriften.
Opstellingsmogelijkheden kanalensysteem
De totale lengte van het kanaalsysteem mag nooit meer zijn dan 10 meter exclusief de doorvoer door de muur en de
uitmonding. De maximale horizontale lengte is 2 meter (dit mag 3 meter zijn bij 1,5 m verticaal vanaf het toestel). Een haakse
bocht van 90 graden geldt als een lengte van 2 meter. Voor een bocht van 45 graden is de rekenlengte 1 meter.
Voor de gecombineerde rookgasafvoer en verbrandingsluchttoevoer moet u één van de volgende opstellingsmogelijkheden
gebruiken van het concentrische kanalensysteem: met muurdoorvoer, met dakdoorvoer of dakdoorvoer met versleping.
In verband met de hoge buitenwand temperaturen (tot ± 150°C) mag men geen brandbare materialen in de nabijheid van
het kanalen systeem toepassen en/of plaatsen. Daarom dient men het gehele concentrisch kanalen systeem, tussen de plaats
waar deze uit het zicht verdwijnt en de uitmonding, na montage te omkokeren met een hittebestendig materiaal. Ventileer
het omkokerd concentrisch kanaal door (per verdieping) nabij de vloer en plafond een rooster te plaatsen.
Het concentrische kanaal mag niet geisoleerd worden.
Gebruik universele, goed gekeurde muurbeugels Ø150 mm voor het bevestigen van de omkokering van het concentrische
kanalensysteem [Ø 100 mm - Ø 150 mm].
Maak een keuze uit de aansluitingsmogelijkheden. Bouw dan de eerste meter concentrische pijp op vanaf het contradeel in
het toestel. U weet dat de montage correct is als u van boven af de blauwe, rubberen afdichtring in de pijp kunt zien. Houd
verder een afstand aan van minimaal 5 centimeter tussen de buitenkant van de concentrische pijp en wand of plafond. Start
altijd met 1 meter verticaal.
Let vooral op een juiste montage als -door bouwkundige omstandigheden- een deel van het dubbelwandige pijpensysteem
moet worden ingebouwd.
Geveldoorvoer (type C11)
•
Plaats altijd eerst een meter vertikaal voordat u de geveldoorvoer maakt.
•
De maximale lengte voor een horizontaal segment is 3 meter (bij propaan geldt een maximale lengte van 2 meter).
•
Bepaal de plaats van het toestel en de geveldoorvoer.
•
Maak voor de geveldoorvoer een gat Ø 160 mm.
•
Sluit de geveldoorvoer met een bocht aan op de uitmonding van het toestel. Druk deze aan en breng de klembanden aan.
De blauwe, rubberen ring zorgt voor voldoende afdichting van het verbrandingsgas afvoersysteem.
•
Staat het toestel verder dan 1 meter van de gevel, plaats dan eerst de verticale meter pijp op het toestel, dan de bocht,
vervolgens de geveldoorvoer en maak deze tot slot gasdicht.
•
Plaats de muurbeugels met de juiste diameter en volgens de instructies op pagina 10.
Dakdoorvoer (type C31)
Een dakdoorvoer kan op elk punt van het dak uitmonden, eventueel met een versleping naar de nok. De dakdoorvoer wordt
Min.
50 cm
M
in.
50 cm
Содержание Larix
Страница 71: ......