12
B Strommessung A~ (AC) bzw. A= (DC)
Zur Messung von Wechselströmen (AC) oder Gleichströmen (DC) gehen Sie wie folgt
vor (beachten Sie unbedingt die Abbildungen):
1. Stellen Sie den Drehschalter auf "A=" (DC) bzw. "A~" (AC) "A~" 200µ oder 2m oder
20m oder 200m für Gleich-, oder Wechselströme bis 200 mA oder auf "A=" (DC)
bzw. "A~" (AC) 20 für Ströme über 200 mA bis max. 20 A (max. 10 s lang, alle 15
Minuten).
2. Verbinden Sie die schwarze Meßleitung mit der COM – Buchse und die rote
Meßleitung mit der mA – Buchse für Ströme bis 200 mA bzw. mit der A – Buchse
für Ströme über 200 mA. Verbinden Sie anschließend (zur Messung) die Meßleitun-
gen in Serie mit dem Meßobjekt.
Achtung!
Messen Sie keine Ströme in Stromkreisen, in welchen Spannungen größer 250
VDC bzw. VACrms auftreten können, damit das Meßgerät nicht beschädigt wird
und dadurch für Sie Lebensgefahr bestehen kann.
Im unteren Teil des Displays wird der korrekte Anschluss der Messleitungen
and das Messgerät angezeigt. (Unterschiede bei mA und A).
C Diodentest und Durchgangsprüfung
Achtung!
Vergewissern Sie sich, daß alle zu messenden Schaltungsteile, Schaltungen
und Bauelemente sowie andere Meßobjekte unbedingt spannungslos sind.
Zur Messung von Dioden und anderen Halbleiterstrecken sowie von spannungslo-
sen Leitungen, Kabeln, Verdrahtungen, Schaltungsteilen usw. gehen Sie wie folgt vor
(beachten Sie die Abbildung):
1. Stellen Sie den Drehschalter auf "
".
2. Verbinden Sie die schwarze Meßleitung mit der COM – Buchse und die rote
Meßleitung mit der "V
Ω
" – Buchse und verbinden Sie die Meßspitzen mit dem
spannungslosen Meßobjekt
Fuse
Sicherung
Messgerät
Verbraucher
(Last, Schaltung)
Strom-
quelle
57
B Stroommeting A~ (AC) resp. A= (DC)
Voor het meten van wisselstroom (AC) of gelijkstroom (DC) gaat u als volgt te werk
(zie ook de afbeeldingen):
1. Stel de draaischakelaar in op "A=" (DC) resp. "A~" (AC) "A~" 200µ of 2m of 20m of
200m voor gelijk- of wisselstroom tot 200 mA of op "A=" (DC) resp. "A~" (AC) 20 voor
stromen boven 200 mA tot max. 20 A (max. gedurende 10 s, om de 15 minuten).
2. Sluit de zwarte meetdraad aan op de COM-bus en sluit de rode meetdraad aan op
de mA-bus voor stromen tot 200 mA resp. op de A–bus voor stromen hoger dan
200 mA. Sluit vervolgens (voor de meting) de meetdraden in serie aan op het
meetobject.
Let op!
Meet geen stromen in stroomkringen, waarin spanningen groter dan 250 VDC
resp. VAC rms kunnen optreden. Hierdoor kan het meetapparaat beschadigd
raken hetgeen voor u een levensgevaarlijke situatie oplevert.
In het onderste gedeelte van het display wordt de juiste aansluiting van de
meetdraden op het meetapparaat weergegeven. (Verschillen bei mA en A).
C Diodetest en doorgangstest
Let op!
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten
evenals andere meetobjecten absoluut spanningsloos zijn.
Voor het meten van dioden en andere halfgeleidertrajecten en spanningsloze leidin-
gen, kabels, bedradingen, schakeldelen, enz. gaat u als volgt te werk (zie ook de
afbeelding):
1. Stel de draaischakelaar in op "
".
2. Sluit de zwarte meetdraad aan op de COM-bus en de rode meetdraad aan op de
"V
Ω
" –bus. Sluit nu de meetstiften aan op het spanningsloze meetobject.
Fuse
Zekering
Meetapparaat
Verbruiker
(belasting, schakeling)
Spannings
bron
