77
d) Gelijkstroommeting „mA/µA DC”
De max. toegestane spanning in het stroommeetcircuit tegen aardpotentiaal mag 600 V in CAT II
en CAT III niet overschrijden.
De stroommeting gebeurt altijd in serie met de verbruiker. Voor het meetapparaat wordt aangesloten, moet het
stroomcircuit stroomloos worden geschakeld. Na het meten altijd eerst het meetcircuit stroomloos schakelen voor
de meetleidingen worden verwijderd. Dit voorkomt het ontstaan van spanningsbogen.
De binnenweerstand van het meetapparaat veroorzaakt door de geïntegreerde zekering in het mA-meetbereik een
geringe spanningsdaling in het meetcircuit (max. 200 mV) dat echter meestal verwaarloosbaar is.
Voor het meten van gelijkstromen (mA/µA DC ) >200 mA gaat u als volgt te werk:
- Schakel de DMM met de draaischakelaar (3) in en kies het meetbereik „mA/µA”.
- Verbind de rode meetleiding met de mA-meetbus (6), de zwarte meetleiding met de COM-meetbus (5).
- Verbind nu de beide meetstiften in serie met de verbruiker. De rode meetstift komt overeen met de pluspool, de
zwarte meetstift met de minpool. Zet het meetstroomcircuit aan.
- De meetwaarde wordt op het scherm weergegeven.
Is er bij een gelijkstroommeting een min „-” voor de meetwaarde verschijnt, dan loopt de stroom tegengesteld
(of zijn de meetleidingen verwisseld).
- Schakel na het einde van de meting het meetcircuit stroomloos en verwijder de meetstiften van het meetobject.
Schakel het apparaat uit. Draai de draaischakelaar in de stand „OFF”.