104
b) Stroommeting “A”
Overschrijd nooit de maximaal toegestane ingangswaarden. Raak geen schakelingen of schake-
lingsonderdelen aan, als hierin hogere spanningen als 33 V/ACrms of 70 V/DC kunnen liggen! Le-
vensgevaar!
De maximale toelaatbare spanning in de stroommeetkring tegen de aardpotentiaal mag niet hoger
zijn dan 600 V in CAT III.
Houd voor uw eigen veiligheid rekening met alle relevante veiligheidsinstructies, voorschriften en
veiligheidsmaatregelen.
De multimeter is voorzien van een vouwbare stroomtang voor contactloze stroommetingen (B). De sensoren in de
stroomtang detecteren het magnetisch veld rond de geleiders waar een stroom doorheen loopt. Het meten van zowel
geïsoleerde als ongeïsoleerde geleiders en rails is toegestaan. Let erop dat de stroomleider altijd gecentreerd door
de stroomtang loopt (let op de pijlmarkeringen) en de tang altijd is gesloten.
Aan het uiteinde van de tang bevindt zich een kabelscheider (A), waarmee gebundelde kabels eenvoudig kunnen
worden gesorteerd. Dit maakt het gemakkelijker om de gewenste stroomkabel op te nemen.
Pak met de stroomtang altijd slechts één kabel vast. Als u de toevoer- en afvoerkabels (bijv. L en N) klemt,
zullen de stromen elkaar compenseren en krijgt u geen meetresultaat. Als er meerdere externe geleiders
worden gedetecteerd (bijv. L1 en L2), wordt de stoom opgeteld.
Bij geringe stroom kan de geleider meervoudig rond een poot van de
stroomtang worden opgewikkeld, om de totale meetstroom te vergroten.
Deel vervolgens de gemeten stroomwaarde door het aantal wikkelingen
rond de stroomtang. U krijgt dan de correcte stroomwaarde.
Ga voor het meten van wisselstroom (A ) als volgt te werk:
• Schakel de DMM met de draaiknop (F) in en kies de meetfunctie “A
” en
het waarschijnlijke meetbereik (600 A / 1000 A). Op het display verschijnt “A”
en het symbool AC voor wisselstroom.
• De weergave wordt bij gesloten stroomtang in wisselstroombereik automa-
tisch op nul gezet. Als een naburig sterk magnetisch veld de juiste werking
van het display verstoort, kunt u deze ongewenste displaywaarde compen-
seren met behulp van de REL functie (relatieve waardemeting).
• Druk op de hendel (E) om de stroomtang te openen en open de stroomtang.
• Klem de te meten individuele geleider en sluit de tang opnieuw. Plaats de
geleider in het midden van de twee driehoekige positiesymbolen op de tang.
• De gemeten wisselstroom wordt weergegeven op het display.
• Verwijder na het afsluiten van de meting de stroomtang van het meetobject
en schakel het product uit. Zet de draaiknop op “OFF”.