11
Folgen Sie den Anweisungen im Dialogfenster, wählen Sie das Zielverzeichnis für die Installation
4.
aus und führen Sie die Installation durch.
Beachten Sie für nähere Informationen bitte die auf der CD enthaltene Bedienungsanleitung.
5.
INBETRIEBNAHME
8.
Einlegen der Batterie
Bevor Sie erstmalig mit dem Messgerät arbeiten können, müssen Sie eine neue 9 V Blockbatterie
einlegen. Das Einlegen ist unter „Wartung und Reinigung“ beschrieben.
Netzteilbetrieb
Für Langzeitmessungen ist es erforderlich, das beiliegende Steckernetzgerät zu verwenden. Stecken
Sie den Stecker des Netzteils in die seitliche DC-Buchse und verbinden das Netzteil mit einer
geeignete Netzsteckdose.
SETUP-GRUNDEINSTELLUNGEN
9.
Das Schallpegelmessgerät SL-451 besitzt einen integrierten Datenlogger. Der Datenlogger kann
Messwerte mit Zeitstempel aufzeichnen. Bei Erstinbetriebnahme müssen die Daten für Uhrzeit und
Datum eingestellt werden.
Zur Grundeinstellung gehen Sie bitte wie folgt vor:
Schalten Sie das Messgerät aus.
1.
Halten Sie die Taste „SETUP“ gedrückt und schalten das Gerät ein.
2.
Halten Sie die beiden Tasten so lange gedrückt, bis „TIME“ in der
Anzeige erscheint.
Nach dem Loslassen der beiden Tasten erscheint das Setup-Menü mit
3.
der Werks-Datumsanzeige.
Um in die einzelnen Einstellpunkte zu gelangen, drücken Sie die Taste
4.
„SETUP“, bis der gewünschte Parameter erscheint.
Die Einstellungen müssen zur Speicherung mit der Taste „HOLD“
5.
bestätigt und abgeschlossen werden. Das Setup-Menü wird daraufhin
beendet und schaltet in die Messanzeige.
Uhrzeit (Minuten) einstellen
Drücken Sie im SETUP-Menü 1x die Taste „SETUP“.
1.
Die Anzeige für die Minuteneinstellung “m”erscheint.
2.
Drücken Sie die „LEVEL“-Taste, um die aktuelle Minutenzeit einzustellen.
3.
Halten Sie die Taste gedrückt, um den Wert schnell einzustellen. Die
Einstellung erfolgt nur aufwärts und beginnt am Ende wieder von unten.
Schalten Sie mit der Taste “SETUP” in den nächsten Einstellschritt, oder
4.
schließen Sie die Einstellung mit der Taste “HOLD” ab.
64
DATALOGGER
12.
Intervaltijd veranderen
De intervaltijd van de geïntegreerde datalogger kan worden ingesteld tussen 1 en 59 seconden. De
datalogger legt in de REC-modus om het gegeven interval een meetwaarde vast.
Voor het instellen gaat u als volgt te werk:
Schakel het meetapparaat uit
1.
Houd de toets “Licht” ingedrukt en schakel het apparaat in.
2.
Houd de beide toetsen zo lang ingedrukt, tot op het display “Int” zichtbaar
3.
wordt.
4.
Druk op de toets “LEVEL”, om de intervaltijd in seconden in te stellen. Houd
5.
de toets ingedrukt, om de waarde snel te kunnen instellen. De instelling
gebeurt alleen omhoog, en begint aan het einde weer terug van onder af.
Sluit het instellen absoluut af met de toets “HOLD”: anders wordt de
6.
instelwaarde niet opgeslaan.
Registratie starten
Nadat de setup-instellingen en de interval-tijd zijn ingesteld, kan de meetwaarderegistratie worden
gestart.
Schakel het meetapparaat in en selecteer de gewenste meetparameters (meetbereik,
fi
lter enz.).
1.
Druk op de toets “REC”. De registratie begint. In het display verschijnt het symbool “REC”.
2.
De registratie wordt beëindigd, als u nogmaals op de toets “REC” drukt.
3.
Om dataverlies te vermijden, mag u het apparaat pas uitschakelen, zodra de
registratie beëindigd is (indicatie “REC” is niet zichtbaar).
De vastgelegde data kunnen alleen via de interface worden uitgelezen.
•
Als het volledige geheuigen vol is, wordt er op het display “FULL” zichtbaar. Wis het geheugen
•
na de dataoverdracht.
Datageheugen wissen
Een vol datageheugen kan worden gewist met een toetscombinatie.
Schakel het meetapparaat uit.
1.
Houd de toets “REC” ingedrukt en schakel het apparaat in. Houd de beide
2.
toetsen zo lang ingedrukt, tot op het display “CLR” zichtbaar wordt.
Het geheugen is gewist. Het meetapparaat schakelt automatisch terug om
3.
naar meetbedrijf.
