4
090119.01
Acculader type BC12202A, BC12263A, BC12403A, BC12603A, BC12803A, BC24303A, BC24503A, BC24803A
3
Voor uw eigen veiligheid
3.1
Algemeen
Waarschuwing!
In de acculader treden levensgevaarlijke spanningen
op!
Het laadapparaat mag alleen door een elektricien geo-
pend en gerepareerd worden.
Alvorens de acculader te openen moeten altijd de aan-
sluitingen met de netspanning en met de accu losge-
nomen worden.
Tip!
Worden tijdens het gebruik van de acculader veilig-
heidsvoorschriften niet in acht genomen, dan vervalt
elke vorm van garantie en aansprakelijkheid van de
fabrikant/leverancier.
3.2
Toepassing
De acculader is uitsluitend bestemd voor het laden van
lood/zuuraccu’s.
Er kunnen, afhankelijk van de instelling open of gesloten vloei-
stofgevulde accu’s, gelgevulde accu’s, semi-tractie accu’s of
AGM accu’s geladen worden.
Neem a.u.b. de voorschriften van de fabrikant van de accu in
acht!
Voor alle andere accu’s en niet oplaadbare accu’s is de
acculader niet geschikt!
De acculader mag alleen in technisch perfecte toestand worden
gebruikt. Als voor de veiligheid van gebruiker en schip relevan-
te storingen optreden, moet de acculader direct buiten werking
worden gezet.
Wijzigingen aan het apparaat zijn om veiligheidsredenen verbo-
den.
Reparaties (bv. vervangen van de gelijkstroom zekering) mogen
alleen door ter zake kundige personen worden uitgevoerd.
Veiligheidsaarding moet in acht worden genomen!
4
Installatie
4.1
Opstellen
Kies een droge plaats op geruime afstand van een warmtebron.
Hoge temperaturen kunnen het vermogen van het apparaat
negatief beïnvloeden.
Dek daarom de ventilatieopeningen nooit af en houdt rondom
de acculader een vrije ruimte van tenminste 10 cm.
Plaats de acculader niet te ver van de accu om het spannings-
verlies over de (12 Volt resp. 24 Volt) aansluitdraden zoveel
mogelijk te beperken. Beter is het dus om de 230 Volt leiding
indien nodig lang te maken. Plaats de acculader ook niet pal
boven de accu; zwavelhoudende accudampen kunnen schade
aan de elektronische onderdelen veroorzaken.
Het apparaat voldoet aan de beschermingsgraad IP 20.
Gebruik de boormal om de positie van de bevestigingsgaten te
bepalen en monteer de acculader in verticale positie met de
aansluitingen naar onder tegen een wand, zie ook ’12
Hoofdafmetingen’.
Boor geen extra bevestigingsgaten in de metalen
behuizing!
De aanwezigheid van kleine metaaldeeltjes in de
acculader kan onherstelbare schade veroorzaken.
4.2
Accu-aansluitingen
Waarschuwing!
Neem eerst de netaansluiting los alvorens de accu’s
aan te sluiten of los te nemen.
Opgelet!
De accuspanning moet overeenstemmen met de gege-
vens vermeld op de acculader!
Raadpleeg de ’11 Elektrische schema’s’ hoe de acculader op
de accu’s aan te sluiten.
Pas kabels van voldoende dikte toe en gebruik kabelschoenen,
zie ‘8 Draadkeuzetabel’ voor de juiste draaddoorsnede.
Om aan de CE richtlijnen te voldoen verdient het aan-
beveling om korte afgeschermde of getwiste accuka-
bels te gebruiken.
Waarschuwing!
Grote stromen door te dunne draden of overgangs-
weerstanden veroorzaakt door slechte verbindingen
kunnen er toe leiden dat draden of (stekker)verbindin-
gen zeer heet worden en brand kunnen veroorzaken.
Opgelet!
Let bij het aansluiten van de lader op de accu op de
juiste polariteit!
☞
☞
☞