Appendix C International Quick Reference Operating Procedures
C-1
Verkorte handleiding
Het apparaat heeft een luchtgekoeld koelsysteem.
De luchtinlaat is aan de voorzijde. De luchtuitlaat is
aan de twee zijkanten en aan de achterzijde. Plaats
het apparaat zo dat de luchtaanvoer niet geblokkeerd
is. Bij onvoldoende luchtdoorstroming zal het
koelvermogen afnemen. In extreme gevallen zal de
compressor uitvallen. Een minimale afstand van 12
inches (30 centimeter) aan de voor- en achterkant
van de unit is noodzakelijk voor een goede ventilatie.
Plaats het apparaat niet in stoffige, corrosieve en/of
vochtige ruimtes. Maak het apparaat regelmatig
schoon. Voor een goede werking moet het apparaat
voldoende lucht door de condensor laten stromen.
Een ophoping van stof of andere deeltjes zullen het
koelvermogen nadelig beïnvloeden. Het apparaat zal
de opgegeven specificaties halen tot een
omgevingstemperatuur van ongeveer +77°F(+25°C).
Het voltage moet voldoen aan het opgegeven voltage,
±10%.
De aansluitingen voor de waterslangen zijn gelabeld
en bevinden zich aan de achterzijde. De
aansluitingen zijn naar boven gericht, zodat de
recirculatievloeistof terug in het reservoir stroomt als
de slangen afgekoppeld zijn. Beide connectoren zijn
van roestvrijstaal. De aansluitingen zijn ¼ inch FPT
zodat er standaard aansluitmateriaal gebruikt kan
worden. Voor uw gemak zijn er slangpilaren
bijgesloten.
De slangaansluitingen zijn bevestigd aan de
achterkant van het apparaat en zijn voorzien van het
label
en
. Deze roestvrijstalen
aansluitingen kunnen aangesloten worden op een
3
/
8
inch ID flexibele slang. Verwijder de roestvrijstalen
schroefdoppen, indien externe circulatie gewenst is.
Bevestig de
aan de ingang van uw applicatie.
Bevestig de
aan de uitgang van uw applicatie.
Vul nu het reservoir tot het volgende niveau: tussen
de horizontale markeringen op de roestvrijstalen
scheidingsplaat, die de werkruimte van het
pompgedeelte scheidt.
Gebruik nooit brandbare of andere koelvloeistoffen die
het toestel kunnen beschadigen. De vloeistof die u
gaat gebruiken moet een viscositeit hebben van 50
centistokes of minder bij lage temperatuur werking.
Kraanwater wordt in het algemeen aanbevolen
wanneer u bij temperaturen werkt van +8°C tot
+80°C.
Wanneer u wilt circuleren naar een extern systeem,
dient u altijd extra vloeistof achter de hand te houden
om het juiste vloeistofniveau, zowel in het interne als
het externe gedeelte van het systeem, te handhaven.
Gebruik het apparaat nooit wanneer het reservoir leeg
is.
Het apparaat is voorzien van een afvoer, welke
bevestigd is aan de achterkant van het apparaat.
Operationeel gebruik
Alvorens het apparaat in gebruik te nemen, dient u
eerst alle elektrische- en slangaansluitingen te
controleren. Tevens dient u te controleren of het
systeem gevuld is met koelvloeistof.
Om het apparaat te starten druk op
. Om het
apparaat uit te schakelen druk nogmaals op
.
Temperatuur Instelling
Druk op
om de ingestelde temperatuur te zien. De
indicator licht op en de ingestelde waarde knippert.
Druk op de knop met het pijltje totdat de gewenste
temperatuur is ingesteld. Druk nogmaals op
om de
wijziging te bevestigen. De display knippert enkele
malen snel en zal dan weer de actuele temperatuur
laten zien.
Periodiek onderhoud
Controleer regelmatig de vloeistof. Als de vloeistof
ververst moet worden handel dan als volgt: Laat de
vloeistof uit het apparaat lopen. Aan de achterzijde van
het apparaat bevindt zich een afvoerkraantje.
Spoel het reservoir door met een spoelvloeistof die
geschikt is voor het apparaat en de koelvloeistof.
Het is noodzakelijk om de ribben van de condensor
regelmatig schoon te maken met behulp van een
stofzuiger.
Check de condensor maandelijks. Na enige maanden
kunt u de frequentie van het schoonmaken bepalen.