193
NL
6.3 KALIBRATIE OPROEPEN
Voorwaarde:
Het apparaat bevindt zich in de trainingsmodus.
U draagt de R3-zender en de Running Computer.
6 KALIBRATIE & CORRECTIEFACTOR
De toets SET lang indrukken tot de instelmodus
open is.
De toets SPEED (+) net zo vaak indrukken tot de
functie „Calibration” (Kalibratie) verschijnt.
De toets SET indrukken. De RC 1209 geeft de positie
van de R3-sensor (borst en heupen) door en start
de kalibratiefunctie. De RC 1209 voert u door de
kalibratie.
6.4 KALIBREREN
De kalibratie geschiedt voor twee snelheden:
Langzaam hardlopen of langzaam wandelen
k
Loop hier zo langzaam zoals u bij de langzaamste training zou lopen.
Snel hardlopen of snel wandelen
k
Loop hier het snelste tempo dat u bij een duurloop of een lange
tempoloop (meer dan 3000 m) zou lopen. Er wordt aanbevolen de
beide snelheden rond 30 % van elkaar te laten verschillen.
Tip:
Als u het apparaat alleen voor hardlopen en met hartslagmeting
gebruikt (borstpositie) en het om die reden nooit op de heupen draagt,
moet u alleen voor de sensorpositie „Borst” en voor „Hardlopen”
kalibreren.
Содержание RC 1209
Страница 35: ...35 DE Notizen...
Страница 69: ...69 GB US Notes...
Страница 103: ...103 FR Notes...
Страница 137: ...137 IT Appunti...
Страница 171: ...171 ES Notas...
Страница 205: ...205 NL Notities...
Страница 239: ...239 PT Notas...