•
59
•
zie de instructies voor het laden van een accu in het voertuig (paragraaf 6) of buiten
het voertuig (paragraaf 7).
DE kABElCONNECTORS MET SNElkOPPElINg gEBRUIkEN
U kunt de uitgangskabels in enkele seconden op de oplader aansluiten. Zorg dat u de
oplader op een droge, niet-ontvlambare ondergrond plaatst.
BELANGRIJK
Sluit de klemmen en de ringklemaansluitingen nooit op elkaar aan om ze in
andere toepassingen te gebruiken, zoals het opladen van een externe accu
of andere voedingsbron, of om de uitgangskabel te verlengen, aangezien omgekeerde
polariteit en/of overbelasting zullen optreden.
OPlADEN
1.
Zorg dat alle componenten van de lader op hun plaats en bedrijfsklaar zijn.
2.
Sluit de accu aan; neem de voorzorgsmaatregelen van paragraaf 6 en 7 in acht.
3.
Sluit de netvoeding aan, neem de voorzorgsmaatregelen van paragraaf 8 in acht.
4.
Als de lader begint, zal de
gROENE lED
solide zijn, en het display verschijnt
BAtteriJAnAlySe
terwijl de lader bepaalt dat de batterij goed is aangesloten
en de conditie van de accu.
5.
Wanneer de batterij volledig is opgeladen, zal de
gROENE lED
pols.
6.
Als het opladen voltooid is, koppelt u het stroomsnoer los van de voeding, verwijdert u
de minklem en dan de plusklem.
POWER SUPPlY MODUS
1.
Zorg dat alle componenten van de lader op hun plaats en bedrijfsklaar zijn.
2.
Sluit de accu aan; neem de voorzorgsmaatregelen van paragraaf 6 en 7 in acht.
3.
Sluit de netvoeding aan, neem de voorzorgsmaatregelen van paragraaf 8 in acht.
4.
Wanneer de voeding start, blijft de
gROENE lED
branden en staat
POWer SUPPly
On
op het scherm.
lAMPJE ACCUVERBINDINg
Als de oplader geen juist aangesloten accu detecteert, zal het opladen niet starten en geeft
het digitale display een van twee berichten weer. Als het display
SlUit De KleMMen
AAn
weergeeft, moet u controleren of de oplader op de accu is aangesloten en de
contactpunten schoon en goed aangesloten zijn. Als het display
OPgelet - inVerSie
KleMMen
weergeeft, koppelt u de oplader van de wandcontactdoos los, verwisselt u de
aansluitingen op de accu en koppelt u de oplader weer aan.
OPlAADTIJDEN
BATTERY ChARgINg TIMES
TOEPASSINg
BATTERIJ-
gROOTTE
OPlAADDUUR (uur)
6A 10A 12A 15A
MOTORSPORT
6 Ah
32Ah
2 1.5
1 0.5
5 4
3 2
AUTO’S
300 CCA
1000 CCA
4 3 2 1.5
10 7 5.5 4
SChEPEN
50 Ah
230 Ah
5 3.5 2.5 2
19 11.5 9.5 7.5
NIET
AANGERADEN
De opgegeven duur geldt voor accu’s met een lading van 50%
voordat ze worden opgeladen. Voor sterk ontladen accu’s is meer tijd nodig.
AUTOMATISChE OPlAADMODUS
Als de accu automatisch wordt opgeladen, schakelt de oplader automatisch over op de
onderhoudsmodus nadat de accu is opgeladen. Een accu met een beginspanning onder
1 volt moet met een handmatige oplader vijf minuten lang worden voorgeladen om extra
spanning in de accu te krijgen.