www.scheppach.com
+(49)-08223-4002-99
+(49)-08223-4002-58
www.scheppach.com
+(49)-08223-4002-99
+(49)-08223-4002-58
64 | NL
• Vul nooit benzine bij als de motor nog heet is of
loopt.
Leeg de grasvangkorf
De vangkorf (16) beschikt over een aanduiding voor
het vulpeil (afb. 16). Deze wordt geopend door de
luchtstroom die de maaier in bedrijf produceert. Als
de klep (afb. 16) dichtvalt tijdens het maaien, is de
vangkorf (16) vol en moet worden geleegd. Voor een
optimale functie van de vulniveau-aanduiding moe-
ten de gaten onder de kleppen altijd schoon en door
-
latend zijn.
Zodra er tijdens het maaien grasresten blijven liggen
of de klep niet meer opent, moet de vangkorf worden
geleegd.
m
WAARSCHUWING
Voor het verwijderen van de vangkorf de motor
uitschakelen en de stilstand van het snijgereed-
schap afwachten.
Voor het verwijderen van de vangkorf (16) met een
hand de uitwerpklep (15) optillen, met de andere hand
de vangkorf (16) er aan de handgreep uitnemen (afb.
16). Overeenkomstig het veiligheidsvoorschrift valt
de uitwerpklep (15) bij het uithangen van de vangkorf
dicht en sluit de achterste uitwerpopeningen af.
Als er daarbij grasresten in de opening blijven han
-
gen, dan is het voor het makkelijker starten van de
motor doelmatig om de grasmaaier ongeveer 1m te
-
rug te trekken. Resten snijgoed in de maaierbehui
-
zing en op het werkgereedschap niet met de hand
of met de voeten verwijderen, maar met geschikte
hulpmiddelen, bijv. borstels of een veger.
Om een goede verzameling te garanderen, moeten
de vangkorf (16) en in het specifiek de binnenkant
van het luchtrooster na gebruik worden gereinigd.
Vangkorf (16) alleen bij een uitgeschakelde motor en
stilstaand snijgereedschap inhangen.
Uitwerpklep (15) met één hand optillen en de met de
andere hand de vangkorf (16) op de handgreep en
van boven inhangen. (Afb. 9)
Maaien zonder vangkorf (afb. 24):
Voor het maaien zonder vangkorf kunnen de beide
kunststof stoppen in de daarvoor aanwezige uitspa
-
ringen worden gestoken.
Daardoor sluit de uitwerpklep niet geheel en het ge
-
maaide gras wordt naar onderen afgevoerd.
Na het maaien
• De motor altijd eerst laten afkoelen, voordat men de
grasmaaier in een gesloten ruimte plaatst. Verwij
-
der gras, gebladerte. Voor opslag smeren en oliën.
Geen andere voorwerpen op de maaier bewaren.
• Controleer voor hernieuwd gebruik alle schroeven
en moeren. Losgekomen schroeven moeten wor
-
den aangehaald.
•
Leeg de grasvangkorf (16) voor het hernieuwde
gebruik.
Het maaien
Alleen met scherpe, optimale messen maaien, zodat
de grashalmen niet scheuren en het gras niet geel
wordt.
Om een net snijbeeld te bereiken moet de grasmaai
-
er in zo recht mogelijke banen worden geleid. Hierbij
moeten deze banen altijd enkele centimeters overlap
-
pen zodat er geen stroken overblijven.
De onderzijde van de grasmaaier moet schoon wor
-
den gehouden en grasafzettingen moeten absoluut
worden verwijderd. Afzettingen verzwaren het star
-
ten, beïnvloeden de snijkwaliteit en het uitwerpen van
het gras. Op hellingen moet de snijbaan dwars op
de helling worden gemaakt. Het wegglijden van de
grasmaaier wordt door de schuine stand naar boven
voorkomen. Selecteer de snijhoogte, afhankelijk van
de werkelijk graslengte. Voer meerdere passages uit,
zodat er maximaal 4 cm gras in één keer wordt afge
-
haald.
De motor uitschakelen voordat er controles van de
messen worden uitgevoerd. Denk eraan dat het mes
na het uitschakelen van de motor nog enkele secon
-
den doordraait. Probeer nooit om het mes te stoppen.
Controleer regelmatig of het mes correct is beves
-
tigd, in goede staat is en goed is geslepen. Slijp of
vervang het mes als dit niet het geval is. Indien het
bewegende mes op een voorwerp slaat, de gras
-
maaier stoppen en wachten totdat het mes volledig
stil staat. Controleer vervolgens de toestand van het
mes en de meshouder. Indien deze is beschadigd,
moet deze worden vervangen.
Aanwijzing voor maaien:
• Let op vaste voorwerpen. De grasmaaier kan be
-
schadigd raken of er kan letsel ontstaan.
• Een hete motor, uitlaat of aandrijving kan verbran
-
dingen veroorzaken. Dus niet aanraken.
• Bij hellingen of steile terrein voorzichtig maaien.
• Maai alleen bij voldoende licht.
• Controleer de maaier, het mes en de andere delen,
die tegen een vreemd voorwerp zijn gelopen of in
-
dien het apparaat sterker trilt dan normaal.
• Breng geen wijzigingen aan de instellingen aan en
voer geen reparaties uit voordat de motor is uitge
-
schakeld. Verwijder de voedingsstekker.
• Let op het wegverkeer in de buurt van een weg of
op de weg. Houd het uitgeworpen gras uit de buurt
van de weg.
• Vermijd plaatsen waarbij de wielen niet meer grij
-
pen of het maaien niet stabiel is. Controleer voor
een achterwaartse beweging of er geen kleine kin
-
deren achter u staan.
• In dicht, hoog gras moet u het hoogste snijniveau
instellen en langzamer maaien. Voor het verwijde
-
ren van het gras of overige verstoppingen, moet u
de motor uitschakelen en de voedingskabel verwij
-
deren.
• Verwijder nooit delen die voor de veiligheid dienen.