7
20049141
NL
Installatie
4.5
Installatie gasstraat
De gasstraten zijn voorzien om op de linker kant van de brander
gemonteerd te worden: in geval van een montage op de rechter
kant, moeten het drukafnamepunt (Fig. 1, pag. 4) en (indien aan-
wezig) de dichtingscontrole 9)(Fig. 1, pag. 4) op de tegengestel-
de kant verplaatst worden.
Het kan noodzakelijk zijn een verbindingsstuk te monteren tus-
sen de gasstraat en de brander (zie handleiding brander) indien
de diameters van de gasstraat verschillend zijn van die van de
brander.
De aansluiting tussen de gastoevoerlijn en de straat moet uitge-
voerd worden met behulp van de bijgeleverde flens 1)(Fig. 1,
pag. 4) door deze op de groep te bevestigen met behulp van de
moeren 3).
Om excessieve belastingen te vermijden, wordt aanbevolen om
grote gasstraten gepast te ondersteunen.
Na de installatie moeten de dichting en de werking van de gas-
straat nagekeken worden.
4.6
Elektrische aansluitingen
Aantekeningen over de veiligheid voor de elektriciteitsaan-
sluitingen
Controleer of geen gaslekken aanwezig zijn.
Let op voor de beweging van de gasstraat: gevaar
op verplettering van de ledematen.
Risico op explosie te wijten aan brandstoflekken
in aanwezigheid van een ontvlambare bron.
Voorzorgsmaatregelen: voorkom stoten, wrijvin-
gen, vonken, warmte.
Controleer of de kraan voor de blokkering van de
brandstof is gesloten voordat eender welke han-
deling wordt uitgevoerd.
De bediener dient de uitrusting, nodig voor het uit-
voeren van de installatie, te gebruiken.
VOORZICHTIG
Er wordt aangeraden de schroeven kruiselings
aan te draaien.
GEVAAR
Het is verboden het ventiel met de spoel naar be-
neden te installeren.
GEVAAR
De elektriciteitsaansluitingen moeten worden uitgevoerd als er geen elektrische voeding is.
De elektriciteitsaansluitingen moeten uitgevoerd worden volgens de normen die van kracht zijn in het land van
bestemming, door gekwalificeerd personeel.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor wijzigingen of aansluitingen die verschillen van die-
gene die aangeduid worden op de elektrische schema’s.
Controleer of de elektrische voeding van de gasstraat overeenstemt met wat wordt aangeduid op de identificatie-
plaat en in deze handleiding.
De elektrische veiligheid van het toestel wordt enkel bereikt wanneer de brander zelf correct aangesloten is op
een doeltreffende aardinstallatie, die uitgevoerd werd volgens de van kracht zijnde normen. Deze fundamentele
veiligheidsvereiste moet noodzakelijk gecontroleerd worden. In geval van twijfels moet bevoegd personeel gecon-
tacteerd worden dat een zorgvuldige controle van de elektrische installatie moet uitvoeren. Gebruik de gasleidin-
gen niet als aarding van elektrische toestellen.
Raak het toestel niet aan met natte of vochtige lichaamsdelen en/of indien u op blote voeten loopt.
Trek niet aan de elektriciteitskabels.
AANDACHT
Raadpleeg voor de elektriciteitsaansluitingen op
de brander de handleiding van de brander.
AANDACHT
Bij branders zonder elektronische nok dient u de
draden V1 en V2 met dezelfde aansluitklem te
verbinden.