![Radio Zeeland DMP Sigma 120 Скачать руководство пользователя страница 9](http://html.mh-extra.com/html/radio-zeeland-dmp/sigma-120/sigma-120_manual_780111009.webp)
Version:
09
Date:
January 28, 2011
Document: Sigma 120 Rev 09
Page 9 of 60
Date 1
e
release: April 15, 2003
2.
Installatie voorschrift
2.1.
Montage zichtinstrument
Het zichtinstrument wordt zodanig geplaatst dat het op een duidelijke zichtbare
plaats komt voor de roerganger. Er moet voldoende ruimte overblijven om de
bekabeling te leggen.
Voor de verbinding tussen de junctionbox en het zichtinstrument moet een
afgeschermde kabel van 2 x 0.5 mm
2
gebruikt worden.
Er kunnen maximaal 3 zichtinstrumenten op één junctionbox worden
aangesloten.
2.2.
Montage junctionbox RZ 315
De junctionbox dient te worden geplaatst op een locatie die goed toegankelijk is
voor service doeleinden, en die makkelijk bereikbaar is voor de kabels. De
junctionbox dient te worden gevoed met 24Volt, deze voeding dient extern
gezekerd te worden (6A).
2.3.
Montage junctionbox S-120
De junctionbox S-120 dient in de nabijheid van de transducer te worden
gemonteerd. In geen geval mag de kabel aan de transducer verlengd of ingekort
worden. De S-120 mag niet geaard worden. De coax tussen de transducer en de
S-120 dient op tenminste 15 centimeter van andere bekabeling gelegd te worden.
2.4.
Montage interfacebox RZ 318
De interfacebox dient in de nabijheid van de transducer te worden gemonteerd.
In geen geval mag de kabel aan de transducer verlengd of ingekort worden. De
interface box mag niet geaard worden. De coax tussen de RZ 315 en de RZ 318
dient op tenminste 15 centimeter van andere bekabeling gelegd te worden.
2.5.
Montage transducer
De transducer wordt in het vlak van het schip geplaatst met behulp van een
inbouwhuis. Dit huis bevat schroefdraad zodanig dat de transducer via de
onderkant van het schip kan worden gemonteerd. Tussen transducer en huis
komt een rubberen ring ter afdichting. Met een moer, die over de coax-kabel
heen geschoven wordt, vindt de bevestiging plaats. Zorg er hierbij voor dat de
onderkant van de transducer in een lijn met de scheepshuid is. Vervolgens
wordt de ruimte tussen transducer en huis opgevult met een waterbestendige
vulmassa. Tevens wordt de naad tussen huis en scheepshuid vlak afgewerkt
met deze vulmassa. Draag er zorg voor dat er geen vulmassa aan de onderkant
van de transducer hecht. Verven van de transducer is eveneens ongewenst.
In de vaarrichting gezien dienen geen obstakels zoals las-/klinknagelranden,
boegschroef of afvoerpijpen aanwezig te zijn. Deze produceren wervelingen en
dit verstoort de juiste werking van de dieptemeter. Indien de transducer om
bepaalde redenen uitsteekt t.o.v. de scheepshuid wordt een vloeiende aanloop
tot het ondervlak van de transducer gemaakt. Tevens is het zaak dat er zich
geen luchtbellen vormen direct onder de transducer. De scheepshuid dient op