- 24 -
Ned
er
lan
d
s
•
Om ongevallen te voorkomen mag u de microfoon niet laten slingeren.
LET OP
Het is uiterst gevaarlijk als de draad van de microfoon rond de stuurkolom, het rempedaal of de
versnellingshendel wordt gewikkeld. Hierdoor kan een ongeval worden veroorzaakt. Installeer de
microfoon dusdanig, dat het rijden op geen enkele manier wordt gehinderd.
OPMERKINGEN
•
Gebruik een in de handel verkrijgbare dynamische mic en niet de meegeleverde microfoon.
•
Deze functie is niet beschikbaar als u de volgende bron heeft geselecteerd.
– RADIO
– AUX
1
Steek de stereo ministekker van uw microfoon in de AUX-ingang.
2
Houd
ingedrukt om de karaokemodus te activeren.
Als de karaokemodus is geactiveerd, wordt het volume van het apparaat gedempt.
Pas het volume van de microfoon aan met de [MIC VOL]-instelling.
OPMERKING
U kunt de karaokemodus ook activeren in de MICROPHONE-instellingen (pagina 25).
Het volume van de microfoon aanpassen
1
Houd
ingedrukt om [MIC VOL] weer te geven.
2
Draai aan de
M.C.
-knop om het volumeniveau aan te passen.
OPMERKINGEN
•
U kunt het volume van de microfoon ook aanpassen in de MICROPHONE-instellingen (pagina 25).
•
Als u gefluit hoort wanneer u de microfoon gebruikt, moet u hem van de luidspreker weg houden of
het volume van de microfoon verlagen.
U kunt ook diverse instellingen uitvoeren in de AUDIO-instellingen (pagina 27).
U kunt de kantelfrequentie en de helling van elke luidspreker aanpassen.
De volgende luidsprekers kunnen worden aangepast.
[FRONT], [REAR], [SUBWOOFER]
OPMERKING
[SUBWOOFER] kan alleen worden geselecteerd wanneer [ON] is geselecteerd in [SUBWOOFER]
(pagina 28).
Audio aanpassen
De kantelfrequentie en de helling aanpassen