
14
15
5 Bediening
5 Bediening
Vlees en gevogelte dat langer dan een minuut of 15 in de magnetron gekookt wordt,
•
bruint lichtjes. Gerechten die korter bereid worden kunt u van te voren insmeren met
een ‘bruinende’ saus, zoals Worcestershire saus, sojaolie of barbecue saus.
Vetvrij papier voorkomt spetteren en helpt warmte vast te houden.
•
5.3.4 Basistechnieken
Plaatsen
Plaats dikkere stukken aan de buitenkant op het draaiplateau. Gerechten die aan de
buitenkant op het draaiplateau geplaatst worden ontvangen de meeste microgolven.
Roeren
Door gerechten regelmatig te roeren verspreidt u de opgeslagen warmte. Roer altijd
van buiten naar binnen, aangezien de buitenkant van het gerecht altijd het eerste warm
wordt.
Omdraaien
Grote, dikke gerechten regelmatig omdraaien. Ze garen dan regelmatiger en sneller.
Prikken
Gerechten met een vel of schaal, zoals eierdooiers, schaaldieren en fruit, barsten open
in de magnetron. Voorkom dit door er van te voren enkele keren met een vork of
satéprikker in te prikken.
Controleren
Gerechten garen snel. Controleer ze daarom regelmatig. Haal gerechten net voordat ze
gaar zijn uit de magnetron.
Nagaren
Laat gerechten, nadat u ze uit de magnetron hebt gehaald, over het algemeen 3 tot
10 minuten afgedekt staan. De gerechten garen dan na. Gerechten met een droge korst,
zoals cake, niet afdekken.
Invriezen
Bij het invriezen kunt u al rekening houden met het ontdooien in de magnetron, door
geen aluminiumfolie of -bakjes te gebruiken en door plattere porties in te vriezen.
Kies voor het opwarmen van reeds bereide gerechten altijd de hoogste
•
magnetronstand.
Bij het koken hoeft u maar weinig water, zout en kruiden te gebruiken. Zout kunt u
•
het beste na afl oop toevoegen. Hiermee voorkomt u dat het vocht aan het gerecht
wordt onttrokken.
Nadat de magnetron is uitgeschakeld gaart het gerecht nog enige tijd na. Houd hier
•
rekening mee door het gerecht niet te lang op te warmen.
Let op!
•
Plaats, bij het opwarmen van kleine hoeveelheden poedervormige producten
(zoals bij het drogen van kruiden), altijd een bekertje water in de magnetron. Anders
bestaat er, door de geringe hoeveelheid, kans op zelfontbranding.
5.3.2 Ontdooien
Ontdooi grote compacte stukken altijd met behulp van het ontdooiprogramma.
•
Doordat het gerecht geleidelijk en gelijkmatig ontdooit, loopt u niet de kans dat de
buitenkant uitdroogt terwijl de kern nog bevroren is.
Om het ontdooiproces sneller te laten verlopen, wordt aanbevolen om het gerecht
•
na enige tijd in stukken te verdelen.
Las, bij grote stukken vlees en compacte gerechten, tweemaal een pauze in.
•
Bij het ontdooien van onregelmatig gevormde gerechten kunt u dunne delen na de
•
helft van de ontdooitijd afdekken of omwikkelen met aluminiumfolie.
5.3.3 Factoren die van invloed zijn op het kookproces
De temperatuur van ingrediënten is van invloed op de bereidingstijd. Een koude
•
maaltijd heeft een langere kooktijd nodig dan een maaltijd op kamertemperatuur.
Lichte, poreuze gerechten garen sneller dan zware en massieve gerechten, zoals
•
stoofgerechten of rollades. Let op bij het bereiden van lichte, poreuze gerechten.
De randen worden snel droog en taai.
Kleine gerechten worden gelijkmatiger verwarmd als u ze los van elkaar, liefst
•
cirkelvormig, in de magnetron plaatst.
Botten en vet geleiden hitte beter dan vlees. Aluminiumfolie blokkeert de
•
magnetrongolven. Door dunnere gedeelten van gerechten (zoals kippenpoten en
-vleugeltjes) af te dekken voorkomt u dat ze te snel garen.
Magnetrongolven dringen tot ongeveer 3 cm in het gerecht door. De kern van
•
dikke gerechten wordt verhit doordat de warmte zich van het verwarmde deel (de
buitenkant) naar binnen verspreidt.