NL
62
NL
63
beeld: slijp niet met de zijkant van een snijd-
wiel.
Schurende snijdwielen zijn bestemd
voor slijpen aan randen, zijwaartse krachten
op deze wielen kunnen ertoe leiden dat ze
verbrijzelen.
e)
Gebruik altijd onbeschadigde wielflenzen
met de correcte diameter voor het geselec-
teerde wiel.
De juiste wielflenzen ondersteu-
nen het wiel, waardoor de kans op defecte
wielen afneemt.
f)
Gebruik geen versleten wielen van groter
elektrisch gereedschap.
Wielen bestemd
voor groter gereedschap zijn niet geschikt
voor de hogere snelheid van kleiner gereed-
schap en kunnen barsten.
g)
De buitendiameter en dikte van uw acces-
soire moeten zich binnen de capaciteit van
uw elektrische gereedschap bevinden.
Ac-
cessoires van incorrect formaat kunnen niet
goed worden vastgezet en gecontroleerd.
h)
De asmaat van wielen en flenzen moet cor-
rect passen op de as van het elektrische
gereedschap.
Wielen en flenzen met asga-
ten die niet overeenkomen met de montage-
hardware van het elektrische gereedschap
draaien ongebalanceerd, trillen overmatig en
kunnen tot controleverlies leiden.
i)
Gebruik geen beschadigde wielen. Inspec-
teer de wielen altijd voor het gebruik op
splinters en barsten. Als het elektrische ge-
reedschap of het wiel is gevallen, inspecteer
het dan of installeer een onbeschadigd wiel.
Na inspecteren en installeren van het wiel
gaat uzelf en omstanders uit de baan van
het draaiende wiel staan en laat u het elek-
trische gereedschap onbelast één minuut
op maximale snelheid draaien.
Beschadigde
wielen gaan normaal gesproken stuk tijdens
deze testtijd.
j)
Gebruik een persoonlijke veiligheidsuitrus-
ting. Gebruik afhankelijk van de toepas-
sing een gezichtskap of een veiligheids-
bril. Draag indien nodig een stofmasker,
gehoorbescherming, handschoen en een
werkplaatsschort die kleine materiaal- of
gereedschapdeeltjes kan tegenhouden.
De
oogbescherming moet in staat zijn rondvlie-
gende deeltjes van diverse bewerkingen te-
gen te houden. Het stofmasker of gasmasker
moet in staat zijn deeltjes te filteren die bij
de bewerking vrijkomen. Langdurige bloot-
stelling aan hard geluid kan tot gehoorverlies
leiden.
k)
Houd omstanders op veilige afstand uit de
buurt van het werkgebied. Iedereen die het
werkgebied betreedt, moet persoonlijke be-
scherming dragen
. Deeltjes van materiaal,
gereedschap of een defect wiel kunnen rond-
vliegen en verwonding veroorzaken buiten het
directe gebied van gebruik
l)
Houd het elektrische gereedschap alleen
vast aan de geïsoleerde greepoppervlakken
bij het uitvoeren van een bewerking waarbij
het snijdaccessoire in contact kan komen
met verborgen bedrading of de eigen kabel.
Wanneer het snijdaccessoire in contact komt
met een kabel die onder spanning staat, kun-
nen blootliggende metalen onderdelen van
het elektrische gereedschap onder spanning
komen te staan; dit kan tot elektrische schok-
ken leiden.
m)
Plaats de kabel uit de buurt van het draai-
ende accessoire.
Als u de controle verliest,
kan de kabel worden doorgesneden of vast-
gegrepen waardoor uw hand of arm in het
draaiende wiel kan worden getrokken.
n)
Leg het gereedschap nooit neer voordat het
accessoire volledig tot stilstand is gekomen.
Het draaiende wiel kan zich vastgrijpen in het
oppervlak waardoor u de controle over het
gereedschap verliest.
o)
Schakel het gereedschap niet in als u het
naast u draagt.
Door per ongeluk contact kan
het draaiende accessoire zich vastgrijpen aan
uw kleding waardoor er verwondingen kun-
nen ontstaan.
p)
Maak de ventilatieopeningen van het ge-
reedschap regelmatig schoon.
De ventilator
van de motor trekt stof in de behuizing en ex-
cessieve ophoping van poedermetaal kan tot
elektrische gevaren leiden
q)
Gebruik het gereedschap niet in de buurt
van brandbare materialen.
Door vonken kun-
nen deze materialen brand vatten.
r)
Gebruk geen accessoires waarvoor vloeiba-
re koelmiddeln zijn vereist.
Het gebruik van
water of andere vloeibare koelmiddelen kan
leiden tot elektrocutie of schokken.
AANVULLENDE VEILIGHEIDSWAARSCHU-
WINGEN VOOR SLIJPEN EN SCHURENDE
SNIJDBEWERKINGEN
TERUGSLAG EN GERELATEERDE
WAARSCHUWINGEN
Terugslag is een plotselinge reactie op een klem
zittend of vastgelopen wiel. Door het klemmen
of vastlopen stopt het draaiende wiel plotseling,
en hierdoor gaat het ongecontroleerde gereed-
schap naar de tegenovergestelde richting van de
draairichting van het wiel gaat op de plaats waar
het is vastgelopen.
Als een slijpwiel bijvoorbeeld in het werkstuk is
vastgelopen, dan kan de rand van het wiel op
de plaats waar het is vastgelopen in het mate-
riaal dringen waardoor het wiel omhoog komt
of eruit springt. Het wiel kan in de richting de
bediener springen of juist de andere kant op,
afhankelijk van de draairichting op het moment
dat het vastloopt. Slijpwielen kunnen onder deze
omstandigheden ook breken.
Terugslagen zijn het gevolg van verkeerd ge-
bruik van het gereedschap en/of incorrecte
bedieningsprocedures of -omstandigheden en
kunnen worden voorkomen door de juiste voor-
zorgsmaatregelen te nemen (zie hieronder).
a)
Houd het gereedschap stevig vast en plaats
uw lichaam en armen zodanig dat u terug-
slagkrachten kunt opvangen. Gebruik altijd
de extra handgreep, indien aanwezig, voor
maximale controle over de terugslag of tor-
siereactie tijdens het starten.
De bediener
kan torsiereacties of terugslagkrachten be-
heersen met de juiste voorzorgsmaatregelen.
b)
Plaats uw hand nooit in de buurt van het
draaiende accessoire.
Het accessoire kan
terugslaan op uw hand.
c)
Plaats uw lichaam niet in dezelfde lijn als
het draaiende wiel.
Door terugslag wordt het
gereedschap in de tegenovergestelde richting
van de draairichting van het wiel verplaatst op
het moment van vastlopen.
d)
Wees extra voorzichtig bij het bewerken van
hoeken, scherpe randen etc. Zorg ervoor dat
het accessoire niet springt of vast gaat zit-
ten.
Bij hoeken, scherpe randen of springen
kan het draaiende accessoire vast gaat zitten,
en dit veroorzaakt controleverlies of terugsla-
gen.
e)
Bevestig geen zaagketting, houtsnijdblad,
gesegmenteerd diamantwiel met een om-
trekgat van meer dan 10 mm of een getand
zaagblad.
Dergelijke bladen zorgen vaak voor
terugslagen en controleverlies.
f)
Druk het wiel niet vast en voer geen overma-
tige druk uit. Probeer geen te diepe sneden
te maken.
Bij bovenmatige druk op het wiel
nemen de belasting de kans toe dat het wiel
in de snede gaat draaien of vast gaat zitten,
plus de kans op terugslagen of defecten.
g)
Wanneer het wiel vast gaat zitten, of bij on-
derbreken van het snijden, schakelt u het
gereedschap uit en houdt u het gereedschap
stil totdat het wiel volledig tot stilstand is
gekomen. Probeer het wiel nooit uit de sne-
de te halen terwijl het wiel draait, dit kan tot
terugslagen leiden.
Onderzoek en neem cor-
rigerende maatregelen om de oorzaak van het
vastlopen weg te nemen.
h)
Herstart het snijden niet terwijl het gereed-
schap in het werkstuk is. Laat het wiel eerst
de volledige snelheid bereiken en breng het
dan voorzichtig in de snede.
Het wiel kan
vastlopen, omhoog lopen of terugslaan als het
gereedschap in het werkstuk wordt herstart.
i)
Ondersteun panelen of grote werkstuk-
ken om het risico van vastlopende en te-
rugslaande wielen te voorkomen.
Grotere
werkstukken buigen vaak door vanwege hun
gewicht. Plaats aan beide kanten ondersteu-
ningen onder het paneel in de buurt van de
snijdlijn en bij de rand van het paneel.
j)
Wees extra voorzichtig bij het snijden in
bestaande muren of andere blinde opper-
vlakken.
Het wiel kan gas- of waterleidingen,
elektrische bedrading of objecten die terug-
slagen veroorzaken raken.