28
• Trek de netstekker uit het stop-
contact, wanneer u het artikel
niet gebruikt, het reinigt of wan-
neer er een storing optreedt.
• Het snoer van het artikel kan
niet worden vervangen. Als het
snoer beschadigd is, dient het
artikel verwijderd te worden.
• Het artikel is geen speelgoed.
• Controleer het artikel voor elk
gebruik op beschadiging of slij-
tage. Het artikel mag alleen in
perfecte staat gebruikt worden!
• Controleer de slangen en de
slangverbindingen regelma-
tig op hun stevigheid en hun
dichtheid.
• Er mogen geen technische
wijzigingen aan het artikel
worden uitgevoerd.
• Let op de informatie over de
maximale watertemperatuur
(zie hoofdstuk “Technische
gegevens”).
• Laat de pomp niet droog
lopen.
• Plaats het waterreservoir op
een egale ondergrond.
• Gebruik alleen schoon leiding-
water voor het besproeien van
de planten.
• Als de planten zich lager bevin-
den dan de waterspiegel in het
waterreservoir, kan het water
eruit lopen. Zorg ervoor dat de
planten hoger staan (afb. H).
Sproeisysteem monteren
U kunt het artikel naar wens monteren en daar-
mee max. 36 planten van water voorzien. Snijd
de slangen af op de passende lengtes.
De dikke slangen (5) verbinden de pomp met
de druppelverdelers (10) en de smalle slangen
(6) leiden het water vanaf daar verder naar de
planten.
Er zijn drie verschillende druppelverdelers, elk
met een andere doorstroomhoeveelheid per
dag:
A: 15 ml/dag – voor planten die weinig water
nodig hebben
B: 30 ml/dag – voor planten die een gemid-
delde hoeveelheid water nodig hebben
C: 60 ml/dag – voor planten die veel water
nodig hebben
• Voor planten die zeer veel water nodig heb-
ben (<60 ml/dag) kunt u meerdere druppel-
slangen gebruiken.
• Gebruik onderzetters of sierpotten om eventu-
eel overtollig water op te vangen.
• Informeer u bij de plantenwinkel, in de vakli-
teratuur of op het internet indien u niet weet
hoeveel water uw planten nodig hebben.
Montage voorbereiden
1. Groepeer uw planten op basis van de hoe-
veelheid water die ze nodig hebben. Houd
er daarbij rekening mee dat de hoeveelheid
water die uw planten nodig hebben, kan wijzi-
gen als ze op een andere plaats staan.
2. Snijd de slangen (5 en 6) op de juiste maat.
Let er daarbij op dat u de slangen bij de
aansluitpunten recht afsnijdt (afb. B).
NL/BE