- 68 -
1. Druk op de en toetsen om de kop-
pelingsinstelling te kiezen die geschikt is
voor het werk dat wordt uitgevoerd.
3
…
28
1
F
30
2
29
Bij indrukken
van de toets
Bij indrukken
van de toets
• “F” betekent dat de aanhaalmomentre-
gelfunctie is uitgeschakeld.
• U kunt kiezen uit 30 instellingen voor de
aanhaalmomentkoppeling (1 t/m 30).
• Gebruik de waarden in de tabel met
aanhaalmomenten als richtlijn bij het
kiezen van de instelling voor de aan-
haalmomentkoppeling. (Zie de volgende
tabel met aanhaalmomenten.)
. Druk op de OK toets om de geselecteerde
instelling voor de aanhaalmomentkoppel-
ing te accepteren.
• Het bedieningspaneel stopt met knip-
peren en licht continu op.
OPGELET:
• U moet op de OK toets drukken om de
geselecteerde instelling te activeren.
• Controleer of de nieuwe waarde geldig
is nadat de instelling is veranderd.
Instellen van het aanhaalpunt-detectieniveau
()
(3)
(1)
1. Druk op de aanhaalmoment-instelfuncti-
etoets.
• De instelling voor het aanhaalpunt-
detectieniveau wordt aangegeven.
Display
Accu-indicatielampje
. Druk op de en toetsen om het beste
aanhaalpunt-detectieniveau te kiezen voor
het werk dat wordt uitgevoerd.
Display
Aanhaalpunt-detectieniveau
L1
Laag
(Wordt gebruikt voor werk waarbij
een lage belasting nodig is voordat
het aanhaalpunt wordt bereikt.)
L
Hoog
(Wordt gebruikt voor werk waarbij
een hoge belasting nodig is voor-
dat het aanhaalpunt wordt bereikt.)
3. Druk op de OK toets om het aantal aan-
haalmomentfasen en het aanhaalpunt-
detectieniveau te accepteren.
• Het bedieningspaneel van het
gereedschap knippert en licht dan
continu op.
OPGELET:
• Begin met het instellen van het aan-
haalpunt-detectieniveau op “L1”. Als u
het aanhaalpunt-detectieniveau op “L”
instelt, kan het materiaal barsten of ver-
vormen.
• Als het gereedschap stopt voordat het
aanhaalpunt is bereikt wanneer het
aanhaalpunt-detectieniveau op “L1” is
ingesteld, zet u het aanhaalpunt-detec-
tieniveau op “L”.
Richtlijnen voor het instellen van het aanhaalpunt-detectieniveau
Display
Aanhaalpunt-detectieniveau
Toepassingen (referentie)
L1
Laag
(Wordt gebruikt voor werk waarbij een
lage belasting nodig is voordat het aan-
haalpunt wordt bereikt.)
• Aanhalen van bouten in materialen
die gemakkelijk barsten of vervormd
worden.
L
Hoog
(Wordt gebruikt voor werk waarbij een
hoge belasting nodig is voordat het aan-
haalpunt wordt bereikt.)
• Aanhalen van bouten in materialen
met niet uitgelijnde gaten enz.
• Aanhalen van zelftappende schroeven
enz.