36
4.2. Aansluiten van de pijpen (Fig. 4-1)
• Als u koperen pijpen gebruikt, moet u de vloeistof- en gaspijpen met isolatiema-
teriaal bekleden (hittebestendig tot 100°C, dikte van 12 mm of meer).
• De delen van de afvoerpijp die binnenshuis lopen, moeten worden bekleed met isola-
tiemateriaal van polyethyleenschuim (relatieve dichtheid 0,03, dikte 9 mm of meer).
• Doe een dun laagje koelmachineolie op de leiding en het aansluitingsoppervlak
voordat u de “
fl
are”-moer vastdraait.
A
• Draai met gebruik van twee pijptangen de aansluitende leidingen vast.
B
• Gebruik, nadat alle aansluitingen gemaakt zijn, een lekkagedetector of zeepsop
om te controleren of er gaslekken zijn.
• Breng koelolie aan op de aansluitingsoppervlakken.
C
• Gebruik de
fl
ensmoeren voor de volgende pijpafmetingen.
D
Gaszijde
Afmeting leiding (mm)
[
15,88
Vloeistofzijde
Afmeting leiding (mm)
[
9,52
• Let er bij het buigen van de pijpen op dat u deze niet breekt. Een buigstraal van
100 mm tot 150 mm is voldoende.
• Let erop dat de pijpen de compressor niet raken. Hierdoor kunnen ongewone
geluiden of trillingen ontstaan.
1
Begin met het aansluiten van de pijpen bij het binnenapparaat.
Trek
de
fl
ensmoeren aan met een momentsleutel.
2
Tromp de vloeistof- en gaspijpen op en breng een dun laagje koelolie aan op de
aansluitingsoppervlakken.
• Als een gewoon pijpafdichtmiddel wordt gebruikt, zie dan Tabel 1 voor het op-
trompen van R410A-koelstofpijpen.
Gebruik de maatafstemmingsmeter om de afmetingen A te controleren.
A
(Fig. 4-1)
Buitendiameter koperen
pijp (mm)
Afmetingen tromp øA
(mm)
ø6,35
8,7 - 9,1
ø9,52
12,8 - 13,2
ø12,7
16,2 - 16,6
ø15,88
19,3 - 19,7
ø19,05
23,6 - 24,0
B
(Fig. 4-1)
Buitendiameter koperen pijp
(mm)
Buitendiameter
fl
ensmoer
(mm)
Aanhaalmoment
(N·m)
ø6,35
17
14 - 18
ø6,35
22
34 - 42
ø9,52
22
34 - 42
ø12,7
26
49 - 61
ø12,7
29
68 - 82
ø15,88
29
68 - 82
ø19,05
36
100 - 120
Tabel 1 (Fig. 4-2)
Buitendiameter
koperen pijp (mm)
A (mm)
Trompgereedschap voor
R410A
Trompgereedschap voor
R22·R407C
Type koppeling
ø6,35 (1/4”)
0 - 0,5
1,0 - 1,5
ø9,52 (3/8”)
0 - 0,5
1,0 - 1,5
ø12,7 (1/2”)
0 - 0,5
1,0 - 1,5
ø15,88 (5/8”)
0 - 0,5
1,0 - 1,5
ø19,05 (3/4”)
0 - 0,5
1,0 - 1,5
4. Installeren van de koelsto
fl
eidingen
4.3. Koelleidingen (Fig. 4-3)
Verwijder het onderhoudspaneel
D
(3 schroeven) en de pijpafdekkingen aan de
voorzijde
A
(2 schroeven) en de achterzijde
B
(2 schroeven).
1
Maak de verbindingen van de koelsto
fl
eidingen voor het cilinder-/buitenap-
paraat of hydrobox/buitenapparaat als de afsluitkranen van het buitenapparaat
geheel gesloten zijn.
2
Ontlucht de binnenunit, en de cilindereenheid of hydrobox en de verbindingslei-
dingen.
3
Controleer na het aansluiten van de koelstofpijpen de pijpen, het binnenappa-
raat en de cilindereenheid of hydrobox op gaslekkage. (Zie 4.4 ‘Luchtdichtheid
van de koelstofpijpen testen’.)
4
Zet een sterke vacuümpomp op de dienstopening van de afsluitkraan en hand-
haaf nadat u -101 kPa (5 Torr) bereikt het vacuüm voldoende lang (minstens een
uur) om de binnenzijde van de pijpen te vacuümdrogen. Controleer de mate van
vacuüm altijd op het verdeelventiel. Als er nog vocht in de pijp zit, wordt de mate
van vacuüm soms niet bereikt in een korte tijd van vacuüm toepassen.
Zet na het vacuümdrogen de afsluitkranen (2 sets van zowel vloeistof als gas)
voor het buitenapparaat geheel open. Hierdoor worden de koelstofpijpen in het
binnenapparaat, de cilindereenheid of hydrobox en het buitenapparaat volledig
met elkaar verbonden.
• Indien u onvoldoende vacuümdroogt, blijven lucht en waterdamp achter
in de koelstofpijpen wat kan leiden tot abnormale stijging van hoge druk,
abnormale daling van lage druk, achteruitgang van de koelmachineolie door
vocht, etc.
• Als het apparaat wordt ingeschakeld terwijl de afsluitkranen nog gesloten
zijn, zullen de compressor en de regelkraan beschadigd raken.
• Gebruik een lekdetector of zeepsop om de pijpverbindingen van het buiten-
apparaat te controleren.
• Gebruik niet de koelstof uit het apparaat voor het verwijderen van lucht uit
de koelsto
fl
eidingen.
• Trek na voltooiing van de procedure de kraandoppen aan tot het juiste aan-
haalmoment: 20 tot 25 N·m (200 tot 250 kgf·cm).
Als de doppen niet worden teruggeplaatst en aangetrokken, kan koelsto
fl
ek-
kage optreden. Let erop dat de binnenzijde van de kraandoppen niet wordt
beschadigd, aangezien deze werken als een afdichting die koelsto
fl
ekkage
voorkomt.
5
Dicht de uiteinden van het isolatiemateriaal bij de pijpverbindingen af met af-
dichtmiddel om te voorkomen dat er water onder het isolatiemateriaal doordringt.
A
Afsnijmaten tromp
B
Aanhaalmoment
fl
ensmoer
A
Optrompgereedschap
B
Koperen pijp
A
Pijpbedekking aan voorzijde
B
Pijpbedekking
C
Afsluitkraan
D
Onderhoudspaneel
E
Buigstraal : 100 mm - 150 mm
90
op
0.5
o
øA
R0.4~R0.8
45
op
2
o
A
B
C
D
Fig. 4-1
A
B
Fig. 4-2
A
Fig. 4-3
A
B
E
D
C
A
B
C
D
Deze kraanmarkering geeft de aansluitzijde
van de cilinder-/hydro-eenheid voor de vol-
gende onderdelen.
•
Aansluitingsblok voor de aansluitka-
bels, S1/S2/S3
•
Afsluitkranen, gas en vloeistof voor de
koelmiddelaansluiting
A
BEDRADING: aansluiten op voeding en bin-
nenapparaat
B
BEDRADING: aansluiten op cilindereenheid
of hydrobox
C
LEIDINGEN: aansluiten op cilindereenheid
of hydrobox
D
LEIDINGEN: aansluiten op binnenapparaat
Содержание PUHZ-FRP71VHA
Страница 135: ......