40
D
D
C
A
D
D
A
B
3N~ 400 V
~/N 220 - 240 V
*1. Gebruik een netscheider zonder smeltveiligheid (NF) of een aardlekschakelaar (NV) met een contactopening van minimaal 3,0 mm per pool.
1. Gebruik voor buiten- en binnenapparaat gescheiden stroomvoorzieningen.
2. Houd bij het aanbrengen van bedrading en verbindingen rekening met de plaatselijke omstandigheden (plaatselijke temperatuur, direct zonlicht, regenwater
enzovoort).
3. De aangegeven draadgrootte is het minimum voor metalen bedrading. Het elektriciteitssnoer moet 1 orde dikker zijn in verband met voltageverlies. Zorg
ervoor dat het voltage van de stroomvoorziening niet meer dan 10 % daalt.
4. De bedrading moet voldoen aan de plaatselijke eisen.
5. De elektriciteitssnoeren voor onderdelen van apparaten die buiten worden gebruikt, mogen niet lichter zijn uitgevoerd dan flexibel snoer met polychloropreen
omhulsel (ontwerp 245 IEC57). U kunt bijvoorbeeld YZW-bedrading gebruiken.
6. Breng een aarding aan die langer is dan de andere kabels.
Waarschuwing:
•
Zorg ervoor dat de gespecificeerde draden gebruikt worden zodat geen externe kracht uitgeoefend wordt op de klemaansluitingen. Wanneer de aansluitin-
gen niet stevig bevestigd zijn, kan dit verhitting of brand veroorzaken.
•
Let er op dat u de juiste soort overstroombeveiligingsschakelaar gebruikt. De geproduceerde overstroom zou namelijk voor een deel uit gelijkstroom
kunnen bestaan.
Voorzichtig:
•
Een installatieruimte kan de bevestiging van een aardlekschakelaar vereisen. Wanneer geen aardlekschakelaar is aangebracht, kan dit elektrische schokken
veroorzaken.
•
Gebruik alleen onderbrekingsschakelaars en zekeringen met de juiste capaciteit. Het gebruik van een zekering, draad en koperdraad met een te grote
capaciteit kan storingen van het apparaat of brand veroorzaken.
BELANGRIJK
Let erop dat de stroomonderbreker geschikt is voor de aanwezigheid van hogere harmonischen.
Gebruik altijd een stroomonderbreker die geschikt is voor de aanwezigheid van hogere harmonischen, aangezien dit apparaat is uitgerust met een omvormer.
Een onjuiste stroomonderbreker kan leiden tot verkeerde werking van de omvormer.
16 A
15 A
1,5
1,5
1,5
1,5
P100-140
–
1,5
6. Elektrische aansluitingen
Draaddikte voor netvoeding en Aan/Uit-capaciteiten
6.4. Bedrading van netvoeding en capaciteit van apparatuur
Schematisch diagram voor bedrading (Voorbeeld) (Fig. 6-4)
A
: Draadonderbrekingsschakelaar (Aardlekschakelaar)
B
: Buitenapparaat
C
: Trekdoos
D
: Binnenapparaat
Fig. 6-4
3N~ 400V, 50Hz
~/N 230V, 50Hz
Voeding
Binnenapparaat
Model
Buitenapparaat
Minimale draaddikte (mm
2
)
Hoofdkabel
Aftakking
Aarde
Onderbrekingsschakelaar voor
bedrading*1
16 A 30 mA 0,1 s of minder
15 A 30 mA 0,1 s of minder
Aardlekschakelaar
7. Proefdraaien
7.1. Voordat u gaat proefdraaien
s
Controleer nadat u de binnen-en buitenapparaten, inclusief pijpen en be-
drading, volledig heeft geïnstalleerd het geheel op lekken van koelstof, losse
elektrische contacten in voeding of besturingsbedrading en polariteit en
controleer of er geen verbreking van een fase in de voeding is.
s
Gebruik een 500-V M-ohm-tester om te controleren of de weerstand tussen
de voedingsspanning en de aarde minimaal 1M
Ω
Ω
Ω
Ω
Ω
bedraagt.
s
Voer deze test niet uit op de aansluitpunten van de besturingsbedrading
(laagspanningscircuit).
Waarschuwing:
U mag de airconditioner niet gebruiken als de isolatieweerstand minder dan
1 M
Ω
Ω
Ω
Ω
Ω
bedraagt.
Isolatieweerstand
Na de installatie of nadat de voeding van het apparaat langere tijd is uitgeschakeld,
daalt de isolatieweerstand tot onder 1 M
Ω
door de ophoping van koelstof in de
compressor. Dit is geen storing. Volg de onderstaande procedures.
1. Haal de bedrading van de compressor los en meet vervolgens de isolatieweerstand
van de compressor.
2. Als de isolatieweerstand lager is dan 1 M
Ω
, is de compressor defect of is de
weerstand gedaald door de ophoping van koelstof in de compressor.
3. Meet na het aansluiten van de compressor, zodra deze in bedrijf is, de isolatie-
weerstand opnieuw.
•
De isolatieweerstand daalt ten gevolge van ophopingen van koelvloeistof in de
compressor. De verzamelde koelstof in de compressor wordt onmiddellijk ver-
dreven bij het opstarten.
4. Als de isolatieweerstand stijgt tot boven 1 M
Ω
, is de compressor niet defect.
Voorzichtig:
• De compressor werkt uitsluitend als de fase-aansluiting van de netspanning
correct is.
s
Controleer ook het volgende.
• De buitenunit is niet defect. De LED op het bedieningspaneel van de buitenunit zal
gaan knipperen indien de buitenunit defect is.
• Zowel de gas- als vloeistofafsluitkraan staan volledig open.