27
6. Elektrische aansluitingen
A
B
C
D
E
J
I
H
F
G
A
Klemblokafdekking
F
Klemblok voor MA afstandsbediening
B
Borgschroef op klemblokafdekking
G
Klemblok voor transmissie
C
Kabelbevestiging
H
Klemblok voor voeding
D
Deksel printplaatje
I
Bedrading voor de voeding & aansluitdraden
E
Rechter zijpaneel
J
Kabelklem
6.1. Binnenapparaat (Fig. 6-1)
1
Verwijder het rechter zijpaneel.
Schroef hiervoor de schroeven aan de onder- en rechterkant los.
Verwijder de borgschroef van de klemblokafdekking om de afdekking er te kunnen
afnemen.
• De bovenzijde hangt op een pal. Schuif de afdekking naar rechts en omhoog om
deze te kunnen verwijderen.
2
Sluit de kabels voor voeding, besturing van de buiteneenheid en afstands-
bediening aan.
Borg de kabels na aansluiten met kabelband.
s
Maak de stroomkabel aan het regelkastje vast met gebruik van een buffer-
bus om meer trekkracht te krijgen (PG aansluiting of iets dergelijks).
• Aangezien het kastje met elektrische aansluitingen soms verwijderd moet worden
voor onderhoud of om andere redenen, moeten de snoeren voldoende speling
hebben.
• Klasse 3 massa moet worden geleid (massakabel diameter: 1,6 mm of meer)
Nadat de bedrading is aangelegd, brengt u de losgemaakte delen in omgekeerde
volgorde weer aan.
Opmerking:
•
Voedingscodes van apparaat mogen niet lager zijn dan ontwerp 245 IEC 53 of
227 IEC 53.
•
Installeer een aarddraad die langer en dikker is dan alle andere kabels.
•
De voedingsdraad dient een doorsnede van minimaal 1,5 mm
2
te hebben.
•
In de vaste bedrading dient voor alle actieve geleiders een systeem voor uit-
schakelen van de voeding met een geïsoleerde schakelaar, of een vergelijk-
bare constructie, te worden opgenomen.
•
Gebruik een onderbreker zonder zekering (NF) of een aardlekonderbreker
(NV).
•
Bij installatie van de airconditioner wordt een schakelaar meegeleverd van
met een contactopening van ten minste 3 mm bij alle polen.
Waarschuwing:
De bedrading moet zo zijn aangebracht dat de netsnoeren niet gespannen staan,
dit om oververhitting of brand te voorkomen.
6.2. De afstandsbediening en de transmissiekabels voor
het binnen- en buitenapparaat aansluiten (Fig. 6-2)
• Sluit binnenapparaat TB5 en buitenapparaat TB3 aan. (Apolair 2-draads)
De “S” op binnenapparaat TB5 is een gepantserde kabelaansluiting. Zie voor spe-
cificaties van de aansluitkabels de installatie-instructies van het buitenapparaat.
• Monteer een afstandsbediening in overeenstemming met de aanwijzingen die bij
de afstandsbediening zitten.
• Sluit de transmissiekabel van de afstandsbediening aan binnen 10 meter met ge-
bruik van een kabel van 0,75 mm
2
ader. Als de afstand meer dan 10 meter is,
gebruik dan een 1,25 mm
2
aansluitkabel.
1
MA-afstandbediening
• Sluit de “1” en “2” op binnenapparaat TB15 aan op een MA-afstandbediening. (Apolair
2-draads)
• DC 9 tot 13 V tussen 1 en 2 (MA-afstandbediening)
2
M-NET-afstandbediening
• Sluit de “M1” en “M2” op binnenapparaat TB5 aan op een M-NET-afstandbediening.
(Apolair 2-draads)
• DC 24 tot 30 V tussen M1 en M2 (M-NET-afstandbediening)
A
Klemmenblok voor transmissiekabel binnenapparaat
B
Klemmenblok voor transmissiekabel buitenapparaat
C
Afstandsbediening
Fig. 6-1
Fig. 6-2
1
2
A
A
C
TB5
TB15 TB5
TB15
S
M1 M2
S
M1 M2
B
TB3
M1 M2
2
1
C
2
1
A
A
C
TB5
TB5
S
M1 M2
S
M1 M2
C
B
TB3
M1 M2
ø
20
O.D
Fig. 5-1
Afvoersok
Breng zelfklevende
PVC-tape aan
Afvoerpijp op lokatie
Afvoerpijp van het apparaat
Vilttape
5
Vloeistofpijp
Afvoerpijp
Gaspijp
5. Installatie van Draineerbuizen (Fig. 5-1)
• Het verloop van de afvoerpijpen moet 1/100 of meer zijn.
• Gebruik PVC pijpen, VP-20 (PVC-pijp, O.D. ø26) voor de afvoerpijpen.
• Afvoerpijpen kunnen met een mes op het aansluitpunt worden doorgesneden als
de plaats van installatie dit nodig maakt.
• Bij het installeren van de VP-20 dient u plakband om de meegeleverde aftapbus te
plakken.
• Om te voorkomen dat er condensvocht druppelt, dient u viltband
5
over het isolatie-
materiaal om de koelstof- en afvoerpijpen in het apparaat te wikkelen, zoals op het
schema is aangegeven.
Voorzichtig:
Voor een juiste afvoer moet de afvoerpijp worden geïnstalleerd volgens de
voorschriften van deze installatiehandleiding. De afvoerpijpen moeten
thermisch geïsoleerd worden om condensatie te voorkomen. Als de afvoer-
pijpen niet goed geïnstalleerd en geïsoleerd zijn, kan condensvocht op het
plafond, de vloer of andere eigendommen druppelen.
Содержание PKFY-P VFM-E
Страница 79: ......