56
NL
9.8. Elektrische eigenschappen
Symbolen : MCA : Maximale circuitampère ( = 1,25 x FLA) FLA : Ampère volledige belasting
IFM : Motor binnenventilator Vermogen : Nominale vermogen ventilatiemotor
PEFY-WP-VMS1-E
Voeding
IFM
Volt / Hz
Reik-10%
MCA (A) (50 / 60 Hz)
Vermogen (kW)
FLA (A) (50 / 60 Hz)
PEFY-WP15VMS1-E
220-240 V/50 Hz
220-240 V/60 Hz
Max.: 264 V
Min.: 198 V
0,63 / 0,63
0,096
0,50 / 0,50
PEFY-WP20VMS1-E
0,70 / 0,70
0,096
0,56 / 0,56
PEFY-WP25VMS1-E
0,75 / 0,75
0,096
0,60 / 0,60
PEFY-WP32VMS1-E
0,83 / 0,82
0,096
0,66 / 0,65
PEFY-WP40VMS1-E
1,02 / 1,00
0,096
0,81 / 0,80
PEFY-WP50VMS1-E
1,08 / 1,07
0,096
0,86 / 0,85
Raadpleeg het gegevensboek voor andere modellen.
9.5. De externe statische druk selecteren
De fabrieksinstelling voor externe statische druk is ingesteld op 15 Pa of minder.
Er hoeft daarom niet te worden geschakeld als het apparaat onder standaar-
domstandigheden wordt gebruikt.
Externe statische druk
Schakelaar
5 Pa
3
2
1
SWA
SWC
1
2
15 Pa
3
2
1
SWA
SWC
1
2
35 Pa
3
2
1
SWA
SWC
1
2
50 Pa
3
2
1
SWA
SWC
1
2
[Fig. 9.5.1] (P.5)
<Adresbord>
A
SWA
B
SWC
C
SW1
D
SW11
E
SW12
F
SW14
9.6. De aansluitadressen instellen
(Zorg ervoor dat er geen stroom op het apparaat staat als u de adressen instelt.)
•
Er zijn twee types draaibare schakelinstellingen beschikbaar: voor het instel-
len van adressen 1 – 9 en groter dan 10, en voor het instellen van aftak-
kingsnummers.
1
Hoe u de aansluitadressen instelt
Voorbeeld: Als het adres “3” is, laat SW12 (voor groter dan 10) dan op “0”
staan en breng SW11 (voor 1 – 9) in overeenstemming met “3”.
2
Hoe u de nummers van de aftakkingen instelt bij SW14 (alleen voor de
R2-lijn)
Het aftakkingsnummer dat aan elk binnenapparaat is toegewezen, is het
poortnummer van de BC-bedieningseenheid waarop het binnenapparaat
is aangesloten.
Laat de waarde op “0” voor apparaten die niet tot de R2-lijn behoren.
•
De draaischakelaars worden in de fabriek allemaal op “0” gezet. Deze scha-
kelaars kunnen worden gebruikt om de addressen van de apparaten en de
nummers van de aftakkingen naar keuze in te stellen.
•
De vaststelling van de aansluitadressen van het binnenapparaat varieert met
het systeem dat u gebruikt. Stel ze in overeenstemming met de technische
gegevens in.
9.7. De kamertemperatuur oppikken met de
ingebouwde sensor in een afstandsbe-
diening
Als u de kamertemperatuur wilt oppikken met de ingebouwde sensor in een af-
standsbediening, zet dan SW1-1 op het controlebord op “ON” (AAN). U kunt, in-
dien nodig, de instelling van SW1-7 en SW1-8 ook gebruiken om de luchtstroom
aan te passen als de thermometer van de verwarming op OFF (UIT) staat.
Opmerking:
•
Voor het inschakelen van de automatische koeling/verwarming, ge-
bruikt u de ingebouwde sensor van de afstandsbediening of een optio-
neel verkrijgbare losse sensor.