29
NL
gen voor alle herstellingen. Een niet geautoriseerde verandering
kan de prestaties van de compressor verminderen, maar kan ook
de oorzaak zijn van ernstige ongelukken voor de personen die
niet de nodige technische kennis bezitten om de veranderingen
uit te voeren.
25. DE DRUKREGELAAR AFZETTEN ALS DE COMPRES-
SOR NIET GEBRUIKT WORDT Als de compressor niet gebruikt
wordt, de hendel van de drukregelaar in stand “0” (OFF) zetten,
de compressor ontkoppelen van de stroom en het kraantje van de
lijn openen om de samengeperste lucht uit de tank te laten.
26. DE WARME DELEN VAN DE COMPRESSOR NIET AAN-
RAKEN
Om brandwonden te vermijden, de buizen, de motor en alle an-
dere warme delen niet aanraken.
27. DE LUCHTSTRAAL NIET RECHTSTREEKS OP HET LI-
CHAAM RICHTEN Om risico’s te vermijden nooit de luchtstraal
op personen of dieren richten.
28. CONDENSWATER VAN DE TANK AFVOEREN Dagelijks
of elke 4 werkingsuren de tank ontladen. Het afvoermechanisme
openen en de compressor laten overhellen, indien nodig, om het
verzamelde water te verwijderen.
29. DE COMPRESSOR NIET STILZETTEN DOOR AAN DE
VOEDINGSKABEL TE TREKKEN
De schakelaar “0/I” (ON/OFF) van de drukregelaar gebruiken
om de compressor stil te zetten.
30. PNEUMATISCH CIRCUIT
De aangeraden buizen, pneumatisch gereedschap gebruiken
die een druk hoger of gelijk aan de maximum werkingsdruk van
de compressor verdragen.
NUTTIGE aDVIEZEN VOOR EEN GOEDE WERKING:
dit model is bestemd voor hobbygebruik. De compressor is ge-
dimensioneerd voor een intermitterend gebruik en niet voor een
continu gebruik. Het is aangeraden de compressor niet langer dan
20 minuten in 1 uur te laten werken.
ELEKTRISCHE AANSLUITING
Deze compressor moet geaard worden, terwijl hij in gebruik is,
om de bediener te beschermen tegen elektrische schokken. De
compressor is voorzien van een tweepolige kabel plus aarde. Wij
raden aan nooit de compressor te demonteren en ook geen ande-
re verbindingen in de drukregelaar te maken.
OPGELET: de aarding dient volgens de veiligheidsvoorschriften
uitgevoerd te worden (EN 60204).
VERLENGSNOER
Gebruik uitsluitend verlengsnoeren met een stekker en een aar-
ding. Gebruik geen beschadigde of platgedrukte verlengsnoeren.
Een te dun verlengsnoer kan spanningsverlagingen veroorzaken
en dus vermogensverlies en oververhitting van het apparaat. Het
verlengsnoer van de compressor moet een doorsnede hebben die
in verhouding staat tot zijn lengte volgens de volgende parame-
ters:
geldige doorsnede voor een maximale lengte van 20 m
220/230V
110/120V
1,5 mm²
2,5 mm²
INSTaLLaTIE
Monteer de rubber voetjes onder de basis van de unit zoals
weergegeven op de afbeelding. Zet de compressor op een vlakke
ondergrond, of hoogstens met een helling van 10° op een goed
geventileerde plaats. Als de ondergrond schuin en glad is, moet
gecontroleerd worden of de compressor zich tijdens de werking
niet verplaatst. Als de ondergrond een plank of een schap is, dient
u zich ervan te verzekeren dat hij niet kan vallen door hem goed
vast te zetten.
STaRT
Controleer of de hoofdschakelaar op “0” staat. Steek de stekker
in het stopcontact en druk de schakelaar in de stand “I”. Maak
de rubberen slang of de spiraalslang aan het daarvoor bestemde
bevestigingspunt vast. De werking van de compressor is geheel
automatisch. Hij wordt bestuurd door de drukregelaar, die hem
buiten werking stelt als de druk in de tank het maximum bereikt en
die hem weer in werking stelt als de druk tot het minimum daalt.
Normaal gesproken is het drukverschil ongeveer 2 bar (29 psi).
Nadat u de compressor op het elektriciteitsnet hebt aangesloten,
zet u de machine dan onder maximale druk en controleer of de
machine goed werkt.
INSTELLEN VaN DE BEDRIJFSDRUK
Het is niet noodzakelijk om altijd de maximale bedrijfsdruk te
gebruiken. Integendeel, meestal heeft het pneumatische gereed-
schap minder druk nodig. Stel de druk op de gewenste waarde
in door de knop naar rechts te draaien om hem te verhogen en
naar links om hem te verlagen. De ingestelde druk kan zichtbaar
worden gemaakt op de manometer van de compressor.
ONDERHOUD
Alvorens iedere willekeurige operatie op de compressor uit te
voeren, dient u zich ervan te verzekeren dat:
- De voedingskabel van het elektriciteitsnet is losgekoppeld.
- De luchttank drukvrij is.
De compressor produceert condenswater dat zich in de tank
ophoopt. Het is noodzakelijk de condens minstens één keer per
week uit de tank te laten door het afvoerkraantje onder de tank
open te draaien.
Let op of er perslucht in de gasfles zit. Het water zou er met
veel kracht uit kunnen komen. Geadviseerde druk max. 1 ÷ 2 bar.