NL
128
Vooruit
Het toestel heeft 6 versnellingen vooruit (F),
waarbij stand 1 het langzaamst is. Rijd met de
laagste snelheid bij het blazen van sneeuw.
Achteruit
Het apparaat heeft 2 versnellingen achteruit
(R), waarbij stand R1 het langzaamst is.
Functiecontrole
Voer een functiecontrole van de rij- en
versnellingsbediening uit volgens
onderstaande instructies.
1. Zet de motor af en zet de versnellingspook
in de hoogste versnelling vooruit. Laat de
rijbediening los en duw het apparaat naar
voren. De sneeuwblazer moet naar voren
rollen. Druk de rijregelaar in. De wielen
moeten stoppen met draaien.
2. Laat de rijbediening los en duw de
sneeuwruimer weer naar voren.
3. Zet de versnellingspook in de hoogste
versnelling achteruit en terug naar
de hoogste versnelling vooruit. De
versnellingspook moet gemakkelijk te
verplaatsen zijn en de wielen moeten
draaien.
4. Als de hendel traag is of de wielen niet
meer bewegen, draait u de borgmoer
op de aandrijfkabel los en verlengt u de
kabel één moerslag.
5. Als de wielen niet stoppen met bewegen
wanneer de rijbediening wordt
losgelaten, draai dan de borgmoer op de
bedieningsbedieningskabel los en verkort
de kabel één moerslag.
6. Herhaal de controle en pas indien nodig
eens aan. Draai de borgmoer vast na het
afstellen.
2. Zet de contactschakelaar in de
contactstand.
3. Zet de gashendel in de stand voor hoge
snelheid.
4. Gebruik de choke als de motor koud is.
5. Als de motor koud is, blokkeer dan het
ventilatiegat en druk 3–5 keer op de
pompbalg. Als de motor warm is, blokkeer
dan het ontluchtingsgat en druk 1 keer op
de pompbalg.
6. Druk op de startknop. Laat los wanneer
de motor is gestart. De startmotor
heeft een overbelastingsbeveiliging die
aanslaat als de motor oververhit raakt.
De startmotor moet afkoelen voordat een
nieuwe startpoging kan worden gedaan.
7. Zet de chokehendel langzaam in de open
stand wanneer de motor opwarmt. Als de
motor afslaat, start u hem opnieuw en
laat u hem kort draaien met de halfopen
choke, en open daarna de chokehendel
langzaam tot in de open stand (geen
choke).
8. Trek eerst de stekker uit het stopcontact
en daarna uit de sneeuwruimer.
RIJBEDIENING
De rijbediening bevindt zich op de rechter
handgreep. Duw de rijhendel tegen de
handgreep om de wielaandrijving in te
schakelen, laat hem los om uit te schakelen.
BEDIENING VAN VERSNELLINGEN
De versnellingskeuzehendel heeft 8 standen
voor vooruit en achteruit rijden met
verschillende snelheden.
AFB. 7
BELANGRIJK!
Koppel altijd uit, d.w.z. laat de rijhendel altijd
los voordat u schakelt.
Содержание 012683
Страница 4: ...1 ...
Страница 5: ...2 3 4 5 ...
Страница 6: ...8 MAX MIN 6 7 ...
Страница 7: ...9 10 0 7 0 8 mm ...