18
INEENZETTEN
LET OP:
• Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld
en de stekker uit het stopcontact is getrokken alvorens
enige werk aan het gereedschap uit te voeren.
De buitenste en binnenste bussen verwijderen
LET OP:
• Let op dat geen vreemde stoffen in het gereedschap
kunnen binnendringen tijdens het verwijderen of aan-
brengen van de binnenste en buitenste bussen.
Indien nodig voor uw werkzaamheden, kunt u de buiten-
ste en binnenste bussen die op uw gereedschap gemon-
teerd zijn, als volgt vervangen door andere maten.
Draai de twee bouten los terwijl u de buitenste bus vast-
houdt. De buitenste en binnenste bussen zullen omhoog-
gedrukt worden door de veren die in het gereedschap
zitten.
(Fig. 2)
Druk de pen in om de binnenste bus uit de buitenste bus
te halen. Let erop dat u de binnenste bus daarbij niet laat
vallen. Haal de veer van de binnenste bus, de boutpunt-
duwstang en de veer van de boutpunt-duwstang er niet
uit.
(Fig. 3 en 4)
De buitenste en binnenste bussen monteren
(Fig. 5 en 6)
Houd de binnenste bus vast met de pen omhoog gericht.
Plaats de buitenste bus over de binnenste bus. Druk op
de pen om de binnenste bus te kunnen plaatsen, en laat
vervolgens de pen los om de binnenste bus te vergren-
delen.
Plaats de buitenste en binnenste bussen op het gereed-
schap en draai daarbij de binnenste bus beurtelings
linksom en rechtsom totdat er geen opening meer is tus-
sen de buitenste bus en het gereedschap. Zie de afbeel-
ding. Draai tenslotte de twee bouten stevig vast.
BEDIENING
Op de bout plaatsen
Plaats het gereedschap over de bout, zodat de binnenste
bus volledig over de boutpunt heen valt.
(Fig. 7)
LET OP:
• Wees voorzichtig wanneer u het gereedschap op de
boutpunt plaatst. Als u de boutpunt hard raakt kan deze
zodanig beschadigd worden dat deze niet meer in de
binnenste bus past.
• Draai de bouten eerst handmatig aan met een gewone
moersleutel en draai ze dan stevig vast met dit gereed-
schap. Gebruik dit gereedschap alleen na het voorlopig
handmatig aandraaien, dus begin niet met dit gereed-
schap.
Blijf tegen het gereedschap duwen terwijl u het naar
voren schuift totdat de buitenste bus volledig over de
moer valt. Als het gereedschap niet volledig over de
moer valt, draait u het gereedschap enigszins linksom en
rechtsom terwijl u het naar voren duwt.
(Fig. 8)
Bedien de trekkerschakelaar. De buitenste bus draait en
begint de moer vast te draaien.
Wanneer het ingestelde aandraaikoppel is bereikt, wordt
de boutpunt afgedraaid ter plaatse van de groef. De bout-
punt blijft achter in de binnenste bus.
(Fig. 9)
Laat de trekkerschakelaar los en haal het gereedschap in
een rechte lijn naar achteren.
(Fig. 10)
LET OP:
• Duw het gereedschap niet al te krachtig aan. Er is niet
meer druk nodig dan alleen die vereist om het gereed-
schap stevig vast te houden.
Bedien de boutpunt-uitwerphendel om de boutpunt uit
het gereedschap te werpen. Vang de afgedraaide bout-
punt op om te voorkomen dat deze op de grond valt en
gevaarlijke situaties kan opleveren. Voorkom dat bout-
punten op de grond, vloer, looppaden, enz., vallen en
door het vallen of uitglijden letsel kunnen veroorzaken.
(Fig. 11 en 12)
LET OP:
• De ring en de moer hebben een boven- en onderkant.
Op de bovenkant van de moer staan identificatiemerk-
tekens, en de ring heeft een schuine kant. Let bij ver-
vanging goed op dat u ze niet ondersteboven monteert.
• Vervang de moer, bout en ring allemaal tegelijk wan-
neer deze tezamen draaien, wanneer de moer te veel
draait, of wanneer een bout te veel of te weinig door de
moer steekt.
(Fig. 13)
• Gebruik de moer, bout en/of ring niet opnieuw!
• Kies de juiste afdraaibouten voor de dikte van het vast
te zetten werkstuk. Het bereik voor de resterende
lengte van de bouten na het afdraaien van de punten is
afhankelijk van het formaat van de bouten. Zie de
onderstaande tabel voor nadere details.
(Fig. 14)
LET OP:
• Gebruik bouten met een resterende lengte die binnen
het bereik valt zoals aangegeven in de bovenstaande
tabel, want bouten van verschillend formaat hebben
ook verschillende maximale en minimale restlengtes.
Let op dat u geen bouten gebruikt die buiten het aan-
gegeven bereik vallen, want dergelijke bouten zouden
het gereedschap kunnen beschadigen.
ONDERHOUD
LET OP:
• Zorg er altijd voor dat de machine is uitgeschakeld en
de stekker uit het stopcontact is getrokken, voordat u
een inspectie of onderhoud uitvoert.
• Gebruik nooit benzine, wasbenzine, thinner, alcohol en
dergelijke. Hierdoor kunnen verkleuring, vervormingen
en barsten worden veroorzaakt.
De koolborstels vervangen (Fig. 15 en 16)
Haal regelmatig de koolborstels eruit en controleer ze.
Vervang ze als de zijn afgesleten tot aan de slijt-
grensmarkering. Houd de koolborstels schoon en zorg
ervoor dat ze vrij kunnen bewegen in de houders. Beide
koolborstels dienen tegelijkertijd te worden vervangen.
Gebruik alleen identieke koolborstels.
Open de beschermkap. Gebruik een schroevendraaier
om de koolborsteldoppen te verwijderen. Haal de versle-
ten koolborstels eruit, plaats de nieuwe erin, en zet de
koolborsteldoppen goed vast.
Boutformaat
Maximale
restlengte
Minimale
restlengte
M16
20 mm
4,5 mm
M20
15 mm
5,5 mm
M22
14 mm
7 mm