11
125
150
175
200
225
100
50
75
Afb. 4.1
Afb. 4.2
THERMOSTAAT
(Afb. 4.2)
De verwarmingselementen van de oven worden ingeschakeld door de knop op de
gewenste funktie te plaatsen en door de thermostaatknop op de gewenste temperatuur in
te stellen.
De controle van de werking (ON-OFF) van de verwarmingselementen wordt uitgevoerd
door de thermostaat; zijn werking wordt aangegeven door het lampje op het knoppen-
bord.
BAKSTANDENSCHAKELAAR
(Afb. 4.1)
Draai de knop met de klok mee om één van de bakstanden in te stellen.
VERLICHTING
Bij het instellen van de knop in deze positie, licht het ovenlampje (15 W) op.
De oven blijft verlicht als de schakelaar op één van de funkties is ingesteld.
TRADITIONEEL KOKEN-CONVECTIE
Werking van de onder- en bovenweerstand.
De warmte wordt door natuurlijke convectie verspreid en de temperatuur moet geregeld
worden van 50° tot 225 °C met de thermostaatknop. De oven dient voorverwarmd te wor-
den alvorens de gerechten in de oven te plaatsen.
Aangeraden Gebruik:
Voor gerechten die volledig gaargekookt moeten worden.
Vb: gebraad, varkensribben, schuimgebak (meringue).