6
Let op :
Als het niveau van de batterijvloeistof te laag is, kan de motor niet starten omdat
er niet genoeg vermogen is. Aan de andere kant, als het niveau van de
batterijvloeistof te hoog is, kan de vloeistof de omliggende delen aantasten. Zorg
ervoor dat het niveau tussen het maximum en minimum blijft.
5. GEBRUIK
1. Laat de motor zonder belasting ongeveer 3 minuten warm draaien.
2. Controleer of het oliewaarschuwingslampje niet brandt.
Let op :
•
Het oliewaarschuwingslampje gaat branden als het oliepeil te laag is en zal
de motor stoppen. Controleer het oliepeil en indien nodig bijvullen.
•
De snelheidsbegrenzer van de motor en de brandstofinjectiebegrenzer
mogen beslist niet worden aangepast.
5.2 Controleer tijdens het draaien van de motor :
1. of er geen abnormale geluiden of vibraties zijn.
2. of de motor onregelmatig loopt.
3. de kleur van het uitlaatgas (is het uitlaatgas zwart of te wit ?)
Indien u één van bovenstaande punten bemerkt, de motor stoppen en de
oorzaak opsporen en verhelpen of de technische dienst raadplegen.
Let op :
•
Als de motor heeft gedraaid, wordt de uitlaat erg heet. Raak de uitlaat niet
aan, maar laat hem eerst afkoelen.
•
Vul nooit brandstof bij terwijl de motor draait.
6. OPLADEN
Let op :
•
Start niet 2 machines tegelijkertijd, maar start de machines één voor één.
•
Gebruik geen schijnwerpers samen met andere machines.
6.1 AC toepassingen
1. Controleer of de motor op nominale snelheid draait, anders wordt de AVR
(Automatische Voltage Regelaar) geforceerd. Indien de machine voor lange
tijd op te hoge snelheid draait, zal de AVR doorbranden.
2. Sluit de apparaten in een bepaalde volgorde aan. Sluit eerst het apparaat
met het zwaarste vermogen aan en daarna het apparaat met het lichtere
vermogen. Indien het opladen niet goed verloopt, zal de generator plotseling
stoppen. In dit geval alle elektrische apparaten afkoppelen, de
hoofdschakelaar op « OFF » zetten en de oorzaak opsporen.
Содержание 75051
Страница 23: ...21 6 2 ANSCHLIESSEN DER GERÄTE ...
Страница 56: ...54 ...