58
Nederlands
4.2 Basisinstellingen
4.2.1 DMX-kanalen instellen
Om alle op de lichtsturingsconsole aangesloten
DMX-apparaten afzonderlijk te kunnen bedienen,
moet elk apparaat een eigen startadres krijgen .
De 512 DMX-kanalen van de DMX-3216 zijn in
even grote adresbereiken voor 16 apparaten in-
gedeeld met telkens max . 32 DMX-kanalen . Daar-
uit resulteren volgende startadressen die op de
respectieve apparaten ingesteld moeten worden:
Apparaat
Startadres
Apparaat
Startadres
1
1
9
257
2
33
10
289
3
65
11
321
4
97
12
353
5
129
13
385
6
161
14
417
7
193
15
449
8
225
16
481
4.2.2 Bewegingskanalen toewijzen
Om bij apparaten met stuurbare bewegingen (bv .
moving-head, scanner) deze via de draaiknop-
pen (19, 22) te kunnen sturen en de bewegings-
patronen (MOVEMENT) van de console correct
te laten functioneren, moeten de draaiknoppen
aan de overeenkomstige PAN- en TILT-kanalen van
het respectieve apparaat toegewezen worden .
Bovendien kunt u beide bewegingsrichtingen
omkeren indien nodig .
1) Schakel de console in met de schakelaar
POWER (33) .
2) Houd de toets PROGRAM / REC (10) drie se-
conden lang ingedrukt . De led naast de toets
knippert en geeft de programmeermodus aan .
3) Druk de toetsen FINE (18) en MODE (20) te-
gelijk in . De led ASSIGN (9) licht op en op het
display (11) verschijnt
ASS00 00
.
4) Met de cijfertoetsen (17) selecteert u het num-
mer van het apparaat, waarvoor de toewijzing
moet gebeuren . Er kunnen ook meerdere ap-
paraten geselecteerd worden, als deze identiek
ingesteld moeten worden . De led boven een
toets licht op als er een apparaat geselecteerd
is . Om deze selectie ongedaan te maken, drukt
u opnieuw op de toets .
Op het display verschijnt de huidige toe-
wijzing voor het geselecteerde apparaat, bv .
ASS02 04
, voor PAN = kanaal 2 en TILT =
kanaal 4 . Als er tot nu toe nog geen toewij-
zing is gebeurd of verwijderd, verschijnt op
het display
ASS00 00
.
5) Selecteer met de toets
of
(13) of de
zwenkbeweging (PAN) of kantelbeweging
(TILT) toegewezen moet worden . De led boven
de respectieve draaiknop (19, 22) geeft de
huidige selectie aan .
6) Houd de toets MODE ingedrukt en druk tege-
lijk op de toets (1) boven de regelaar voor het
overeenkomstige kanaal . Omdat een apparaat
tot 32 kanalen kan hebben, zijn de acht toet-
sen op vier niveaus geconfigureerd (niveau
A – D,
☞
opschrift boven de regelaars) . Het
huidige niveau wordt met de leds A – D (2)
weergegeven en kan met de toets PAGE (3)
omgeschakeld worden .
Als bevestiging van de toewijzing flikkeren
alle leds kort op en op het display verschijnt
nu het nummer van het toegewezen kanaal .
Herhaal de stappen 5 en 6 voor de andere
bewegingsrichting .
7) Om de toewijzingen te verwijderen, drukt u
tegelijk op de toetsen MODE en DEL (21) . Als
bevestiging flikkeren alle leds kort op en op
het display verschijnt
ASS00 00
.
8) Om naar de optie voor de richtingomkering te
schakelen, drukt u de toetsen FINE en MODE
tegelijk in . De led REVERSE (9) licht nu op en
op het display verschijnt de huidige kanaalin-
vertering voor het geselecteerde apparaat, bv .
RES02 00
= PAN-kanaal 2 is geïnverteerd,
het TILT-kanaal is niet geïnverteerd .
9) Selecteer met de toets
of
of de zwenkbe-
weging (PAN) of kantelbeweging (TILT)geïnver-
teerd moet worden . De led boven de respec-
tieve draaiknop geeft de huidige selectie aan .
10)
Houd de toets MODE ingedrukt en druk te-
gelijk op de toets (1) boven de regelaar voor
het overeenkomstige kanaal .
Als bevestiging van de toewijzing flikkeren
alle leds kort op en op het display verschijnt
nu het nummer van het geïnverteerde kanaal .
Herhaal zo nodig de stappen 9 en 10 om de an-
dere bewegingsrichting te inverteren .
11)
Om de inverteringen te wijzigen, drukt u te-
gelijk op de toetsen MODE en DEL (21) . Als