
7
ONDERHOUD
• Al het onderhoud dient te gebeuren, terwijl de
koppelingsas tussen de trekker en de machine is
losgekoppeld.
• Een goed onderhoud van de machine is noodzakelijk om
deze betrouwbaar en veilig in gebruik te houden.
7.1
Onderhoud na gebruik
• Maak de machine grondig schoon. Laat de machine na het
schoonspuiten even draaien, zodat het water onder de
maaischijven wordt weggeslingerd.
• Controleer de maaimessen en maaischijven op vastzitten en
beschadigingen. (Aanhaalmomenten: zie §7.3)
• Controleer het beschermzeil op beschadigingen.
• Smeer de machine in met een roestwerend middel.
• Smeer de zuigerstang in met een corrosiewerend middel
wanneer de machine langere tijd niet wordt gebruikt.
Verwijder dit bij het opnieuw in gebruik nemen. Anders
kan, als het middel is verhard, de afdichting van de cilinder
worden beschadigd.
7.2
Smering
• Smeer de koppelingsas iedere 8 werkuren door bij de
smeernippels op de kruisstukjes, de beschermbuizen en de
vrijloopkoppeling (fig. 15).
• Vet de profielbuizen van de koppelingsas iedere 8 werk-
uren in.
• Smeer de koppelingsas boven het aandrijfelement iedere
100 werkuren door bij de smeernippels op de kruisstukjes.
Demonteer daartoe de kap A (fig.16) en de afdichtplaat B.
Verwijder eventueel in de hoed aanwezige grond en/of
gewas.
• Smeer de scharnierassen van het tussenframe elke 40
werkuren door.
• Smeer de lagerblokken van de kneusrotor iedere 8 werk-
uren door (fig. 17).
• Smeer alle overige scharnierpunten elke 40 werkuren in
met vet of olie.
• Breng elke 40 werkuren enkele druppels olie aan op de
nokken van de obstakelbeveiliging (fig. 18).
15
15
16
A
B
8 h
8 h
100 h