NL
52
REMEDIES IN GEVAL VAN STORINGEN
STORINGEN
OORZAKEN
REMEDIES
1. Als u op de schakela-
ar drukt
start de pomp niet.
1. De stekker zit niet goed in het stopcontact.
2. Het stopcontact functioneert niet.
3. De netspanning is onvoldoende.
4. De doorsnede van het verlengsnoer is niet
geschikt.
5. De pomp is geblokkeerd.
1. Steek de stekker op de juiste manier in het stopcon-
tact.
2. Laat het stopcontact nakijken.
3. Controleer of de elektrische installatie geschikt is.
4. Raadpleeg de paragraaf over de elektrische aanslu-
iting.
5. Zet de schakelaar op ON en houd daarbij de hendel
van het pistool ingedrukt; als de storing voortduurt
wendt u zich dan tot een erkende servicedienst.
22. Het apparaat start
maar er komt geen
water uit.
6. De pomp, de slangen of de hulpstukken zijn
bevroren.
7. Er wordt geen water toegevoerd.
8. Het waterfilter is verstopt.
9. De sproeier is verstopt.
6. Laat de pomp en de slangen ontdooien.
7. Sluit het apparaat aan op de waterleiding en draai de
kraan open.
8. Demonteer en reinig het filter (zie de paragraaf
“ONDERHOUD”).
9. Haal de lans van het pistool af en reinig de sproeier
met de meegeleverde speld.
3. De pomp draait
maar er wordt geen
druk
opgebouwd.
10. De hoeveelheid water is onvoldoende.
11. Het aanzuigfilter is verstopt.
12. Het drukregelventiel (indien voorhanden) staat op de
laagste drukstand.
13. De sproeier van de lans is versleten.
14. De aanzuig- of uitlaatkleppen zijn verstopt of versleten.
10. Controleer of de wateropbrengst minimaal 12 l/min.
bedraagt.
11. Demonteer en reinig het filter (zie de paragraaf “ON-
DERHOUD”).
12. Verhoog de druk door aan de knop te draaien.
13. Vervang de lans.
14.Wend u tot een erkende servicedienst.
4. De werkdruk is
onregelmatig.
15. De sproeier van de lans is verstopt of vuil.
16. Er zit lucht in het toevoerwater.
17. Het aanzuigfilter is verstopt.
18. De aanzuig- of uitlaatkleppen zijn verstopt of versleten.
19. De dichtingen zijn versleten.
20. De dichtingen van het drukregelventiel zijn
versleten.
15. Haal de lans van het pistool af en reinig de sproeier met de
meegeleverde speld.
16. Voorzie het apparaat van de juiste hoeveelheid water.
17. Demonteer en reinig het filter (zie de paragraaf “ON
-
DERHOUD”).
18.Wend u tot een erkende servicedienst.
19.Wend u tot een erkende servicedienst.
20.Wend u tot een erkende servicedienst.
5. De motor slaat plot-
seling af.
21. De overbelastingsbeveiligingsschakelaar van het
apparaat is aangesproken.
22. De doorsnede van het verlengsnoer is niet juist.
21. Laat de motor enkele minuten afkoelen. Als de storing voor-
tduurt wendt u zich dan tot een erkende servicedienst.
22. Raadpleeg de paragraaf over de elektrische aansluiting.
6. Het apparaat lekt water. 23. De slanghaspel (indien voorhanden) lekt.
24. De toevoerkoppeling lekt.
25. De pomp lekt.
23. Draai de koppelingen aan; als de storing voortduurt wendt u
zich dan tot een erkende servicedienst.
24. Controleer of de koppeling op de juiste manier gemonteerd
is (zie de afbeeldingen in de paragraaf “INSTALLATIE”).
25.Wend u tot een erkende servicedienst.
7. Het apparaat maakt
abnormaal lawaai.
26. Het aanzuigfilter is verstopt.
27. De temperatuur van het inlaatwater is te hoog.
28. De aanzuig- of uitlaatkleppen zijn verstopt of
versleten.
29. De lagers zijn versleten.
26. Demonteer en reinig het filter (zie de paragraaf “ON-
DERHOUD”).
27. Verlaag de temperatuur tot beneden de 40°C.
28.Wend u tot een erkende servicedienst.
29.Wend u tot een erkende servicedienst.
8. Er zit water in de olie..
30. De dichtingsringen zijn versleten.
30.Wend u tot een erkende servicedienst.
9. Het apparaat start op-
nieuw terwijl het pistool
losgelaten is (uitvoerin-
gen met A.S.S.).
31. Er lekt water uit de aansluiting slang - pistool (met
uitzondering van de modellen die geleverd worden met een
reeds aangesloten slang en pistool).
32. Er zit lucht in het toevoerwater.
33. Er lekt water uit het pistool.
34. Er lekt water uit de pomp.
31. Draai de aansluiting vast en maak daarbij gebruik van 2
Engelse sleutels.
32. Voorzie het apparaat van de juiste hoeveelheid water.
33.Wend u tot een erkende servicedienst.
34.Wend u tot een erkende servicedienst.
10. Het apparaat zuigt
geen reinigingsmiddel
aan.
35. De tank is leeg.
36. De knop van de lans staat op de hogedrukstand
(indien voorhanden).
37. De doorzichtige aanzuigslang is beschadigd of
losgeraakt.
35. Vul de tank.
36. Zet de knop op de lagedrukstand door de knop in de
richting van de sproeier te trekken.
37. Sluit de slang weer aan. Als de storing voortduurt wendt u
zich dan tot een erkende servicedienst.
11.Bij het inschakelen van
de brander slaat
verbrandingsketel niet
aan.
38.Diesel ontbreekt
39.Dieselfilter verstopt
40.Dieselpomp gebrokeerd of verbrand
41.Thermostaat kapot
42.Ontstekeing te zwak of ontbreekt
43.Onjuiste afstand tussen electrodes
38.het niveau in de tank controleren en of de harde zuigpijp
schoon is.
39.Het kleine filter vervangen.
40.Vervangen.
41.Vervangen.
42.Wend u tot een erkende servicedienst.
43. Wend u tot een erkende servicedienst.