Voorbeeld: Max. polsslag = 180, actuele polsslag = 130, weergave: 72
%
De procentuele polsslag wordt afwisselend met de actuele polsslag geto-
ond, elk telkens 5 seconden. De weergave van de procentuele polsslag
wordt met het procent (%) teken kenbaar gemaakt. De procentuele pols-
slag wordt alleen in de polsslagweergave en niet in het hoofdveld (bijv.
in de SCAN-modus) weergegeven.
Wordt de ingestelde maximale polsslag overschreden, hoort u een waar-
schuwingssignaal, zolang tot de polsslag weer onder de aangegeven
grens terug is. De polsslagweergave en het woord “Hi” knipperen. De
polsslagweergave knippert alleen in het kleine veld. Als de polsslag op
dat moment in het hoofdveld getoond wordt, knippert deze niet.
Werd geen polsslag voorgeprogrammeerd zijn beide functies gedeac-
tiveerd. Op het polsslag veld wordt alleen de actuele polsslag getoond.
5.8.5 Herstelpolsslag
Nadat de toets “Recovery” ingedrukt is wordt de automatische herstel-
polsmeting geactiveerd. De polsslagfrequentie wordt getoond. In het mid-
delste veld wordt teruggeteld van 0:60 naar 0:00. Tevens wordt het wo-
ord “Rec” getoond. Alle overige velden zijn uit.
Weergave tijdens de recoveryfunctie
Het conditiewaarderingscijfer wordt met de volgende formule berekend:
10 x ( P1 — P2 )
2
Cijfer = 6 —
[
]
P1
Er worden twee polsslagwaarden berekend. Aan het begin van de me-
ting (P1) en na één minuut (P2).
Om het conditiewaarderingscijfer uit te rekenen moet met het volgende
rekening worden gehouden:
1. P1 is kleiner dan P2 (P1 – P2 is negatief)
Conditiewaarderingscijfer 6,0 wordt gegeven.
2. De waarde tussen de vierkante haakjes is groter dan 5,0
Conditiewaarderingscijfer 1,0 wordt gegeven.
3. P1 is groter dan P2 en de waarde tussen de vierkante haakjes ligt in
het bereik van 0 tot 5,0
Het cijfer wordt in het middelste veld weergegeven met een F voor het ci-
jfer (bijv. F3,0; één decimaal). In het veld van de polsslag wordt het ge-
geven verschil van de begin- en eindpolsslag getoond.
Weergave van het conditiewaarderingscijfer
Het veld met het conditiewaarderingscijfer kan tijdens en na het terugtel-
len verlaten worden, door een willekeurige toets in te drukken.
Als bij het einde van de meting geen polsslag-signaal gevonden wordt
(P2), begint een “E” te knipperen in het middelste veld. Als bij aanvang
van het terugtellen geen signaal wordt ontvangen (P2) wordt de count-
down niet gestart.
6 Training
6.1 Weergave tijdens de training
Tijdens de training worden de gegevens in de Scan-modus (automatische
weergave-wisseling) ieder 5 seconden getoond in het middelste veld. De
gegevens worden in de volgende volgorde getoond:
DISTANCE > KILOJOULE > TIME > KM/H > RPM > PULSE > DISTANCE
> etc.
(wisseling).
Als u op de toets “set” drukt, verdwijnt de weergave “ “ en de gebrui-
ker kan met de t en – de andere velden op het hoofdveld kiezen.
Deze weergave blijft tot met de t en – een ander veld gekozen
wordt, of als met toets “set” de scan-modus geactiveerd wordt. De gege-
vens die in het middelste veld getoond worden, kunnen via de woorden
boven de weergave geïdentificeerd worden.
Bij begin van de training wordt altijd de scan-modus geactiveerd. Dit
geldt ook als de training onderbroken werd en weer gestart wordt, onaf-
hankelijk van eerdere instellingen.
6.2 Trainingsonderbreking / trainingseinde
De training stopt als er niet meer getrapt wordt of als de toets “recovery”
ingedrukt wordt. Wordt de training gestopt, dan wordt de gemiddelde
snelheid, gemiddelde trapfrequentie en de gemiddelde trainingspolsslag
in de desbetreffende velden getoond. De weergave van de gemiddelde
waarden wordt met het teken Ø voor de waarde weergegeven. Tevens
wordt de afgelegde afstand, de verbruikte calorieën en de trainingstijd
getoond.
Display aan het einde van de training
De scan-modus wordt geactiveerd en in het middelste veld wordt de ac-
tuele polsslag getoond. Als de training met de toets “recovery” gestopt
wordt, worden de gegevens pas na het nogmaals indrukken van de toets
“recovery” getoond.
Als er 4 minuten niet getrapt wordt of er geen toets ingedrukt wordt scha-
kelt het display uit.
7 Trainingsaanwijzingen
Deze hometrainer is speciaal voor de recreatiesporter ontwikkeld. Hij is
uitermate geschikt voor hart- en bloedsomlooptraining.
De training is methodisch op te bouwen volgens de principes van een du-
urtraining. Daardoor vinden voornamelijk veranderingen en aanpassin-
gen aan het hart en de bloedsomloop plaats. Hiertoe behoren het dalen
van de polsslag in rust en de polsslag onder belasting.
Daardoor krijgt het hart meer tijd om de hartkamers van bloed te voorzi-
en en voor de doorbloeding van de hartspieren (via de hartkransslag-
aders). Verder nemen de diepte van het ademhalen en de hoeveelheid
lucht die opgenomen kan worden toe. Verdere positieve veranderingen
vinden in de stofwisseling plaats. Om deze positieve veranderingen te be-
reiken dient men volgens bepaalde richtlijnen te trainen.
De trainingsintensiteit
De trainingsintensiteit wordt bij de training met de hometrainer via de
trapfrequentie en via de trapweerstand geregeld. De trapweerstand
wordt door de sporter met de 10-traps schakeling bepaald. Er moet
steeds gelet worden dat,wat betreft de intensiteit, overbelasting en te
zware training vermeden worden. Verkeerde of te intensieve training kan
schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid.
Controleer daarom tijdens de training aan de hand van uw polsslag of u
uw trainings-intensiteit goed bepaald heeft. Als vuistregel voor een goe-
de polsslag geldt:
180 – leefttijd
Daaruit volgt, dat bijv. een persoon van 50 jaar zijn training zou moeten
uitvoeren met een polsslag van 130.
Trainingen met deze berekening als grondslag worden door talrijke er-
kende sportartsen aanbevolen. Daarom zou u uw trapfrequentie en trap-
weerstand bij de training zo aan moeten passen, dat u volgens deze vui-
stregel een optimale polsslag bereikt.
Deze aanbevelingen gelden echter alleen voor gezonde per-
sonen en niet voor mensen met hart- of bloedsomloopaan-
doeningen.
21