4 ONDERHOUD
18
4.13 HYDRAULISCHE FILTERS __________________________________________________
Het hydraulisch systeem wordt beschermd door twee 10
micron filters: een een terugleidingfilter. De stroming door de
filters wordt tijdens de operationele werking gecontroleerd.
Wanneer de drukdaling in de filters te groot is, gaat het
waarschuwingslampje van het hydrauliekoliefilter branden.
Om zeker te zijn van voortdurende bescherming van het
hydraulisch systeem, dienen beide filters zo spoedig
mogelijk na het gaan branden van het lampje te worden
vervangen.
Vervanging van hydraulische filters:
1. Verwijder de oude filters.
2. Installeer nieuwe filters en draai deze handvast.
3. Laat de motor vijf minuten stationair lopen, met het
hydraulisch systeem in de neutraalstand. Gedurende
deze tijd kan het oliepeilalarm in werking treden.
4. Controleer het hydrauliekoliepeil in het reservoir en vul
zonodig bij tot het vol-streepje op de peilstok.
4.14 ELEKTRISCH SYSTEEM ____________________________________________________
Onderstaand zijn algemene voorzorgsmaatregelen vermeld
om het zich voordoen van elektrische problemen te
verminderen:-
1. Zorg ervoor dat alle klemmen en aansluitingen schoon
zijn en stevig vastzitten.
2. Controleer het veiligheidsvergrendelingssysteem en de
stroomonderbrekers regelmati
g.
Als het veiligheidsvergrendelingssysteem niet goed
functioneert en het probleem niet kan worden hersteld,
neem dan contact op met een erkende Jacobsen
Dealer.
3. Houd de bedradingsbundel en alle individuele draden
op veilige afstand van bewegende delen om
beschadiging te voorkomen.
4. Overtuig u ervan dat de zittingschakelaarbedrading is
aangesloten op de hoofdbedrading.
5. Controleer de accu en het acculaadstroomcircuit.
6. Rond elektrische aansluitingen en componenten mag
niet worden gewassen noch een drukspuit worden
gebruikt.
Het elektrisch systeem wordt gecontroleerd en bestuurd
door de elektronische controller
(C)
achter de
bestuurdersruimte. De controller is uitgerust met vier LED-
banken die kunnen worden gebruikt voor foutopsporing in
het elektrisch systeem. Zie
sectie 5.2
.
De circuits worden beveiligd door een verbreker,
smeltveiligheden en relais die naast de controller zijn
aangebracht.
Afb. 4B
LET OP
Tijdens koud weer kan het waarschuwingslampje blijven
branden totdat de olie op bedrijfstemperatuur is
gekomen. Wacht tot dit gebeurt en het lampje uitgaat
alvorens de maaier te gaan bedienen.
VOORZICHTIG
Zet de ontstekingsschakelaar altijd in de UIT-stand en
verwijder de negatieve accukabel (ZWART) alvorens
het elektrisch systeem te inspecteren of
onderhouden.
!
LET OP
Let voor fabrieksassistentie bij het oplossen van
problemen met de regulateur op de hardwarerevisie en
softwareversie van de regulateur die u in de onderste
rechterhoek van de regulateur vindt. Regulateurs met
gelijke of hogere revisieniveaus zijn compatibel.
F1
F2
C
K1
CB1
K2
Versie Software
Herziening elementen
VERBREKER
CB1
50 A VERBREKER
SMELTVEILIGHEDEN
F1
20 A WISSELSTROOMGENERATOR,
METERS, SCHAKELAARS
F2
20 A LICHTEN
RELAIS
K1
GLOEIBOUGIES
K2
STARTMOTOR