5.0 VERVOER - AFLADEN
Het gewicht van het apparaat niet onderschatten
Zie technische karakteristieken.
De last nooit laten bewegen of laten hangen
boven personen of voorwerpen.
Het apparaat nooit laten vallen of bruusk neer-
zetten.
Nadat de verpakking verwijderd is, is de generator
voorzien van een riem waarmee hij met de hand
verplaatst kan worden.
6.0 INSTALLATIE
Kies een geschikte plaats waarbij men rekening
houdt met de richtlijnen vermeld in hoofdstuk
"1.0. VEILIGHEID" en "2.0 ELEKTROMAGNETI-
SCHE COMPATIBILITEIT (EMC)".
Plaats het apparaat nooit op een vlak met een helling
die groter is dan 10° t.o.v. een horizontale. Bescherm
de installatie tegen slagregen en tegen de zon.
6.1 Netaansluiting
De installatie is voorzien van één netverbinding met een kabel
van 2 m die zich bevindt aan de achterzijde van de generator.
Tabel met karakteristieken van de voedingskabel en van de
zekeringen aan de ingang van de generator.
Nominale spanning 115 V ± 15%
230 V ± 15%
Grenswaarden voor
de spanning
98 - 133 V
195,5 - 264,5 V
Trage zekeringen*
16 A 250 V
16 A 250 V
Voedingskabel
3x1,5 mm2
3x1,5 mm2
*: Zekeringen van 20 A zijn gewenst zodat continu met elektro-
des van 100 A kan gelast wordenen en ook om maximaal
gebruik te kunnen maken van de spanning van de generator.
Zekeringen van 16A zijn voldoende voor het lassen, met een
normale gebruiksfactor (40%).
* De elektrische installatie dient uitgevoerd te worden door
technisch personeel dat een specifieke opleiding hiervoor
heeft gekregen en volgens de voorschriften die gelden in
het land waar de installatie gebeurt.
* De voedingskabel naar het net heeft een geel/groene gelei-
der die ALTIJD met de aardgeleider moet verbonden wor-
den. Deze geel/groene geleider mag NOOIT met andere
spanningsvoerende geleiders verbonden worden.
* Controleer of er een degelijke aarding van de installatie is
uitgevoerd en of de stopcontacten in goede staat zijn.
* Monteer uitsluitend gehomologeerde stekkers die beant-
woorden aan de veiligheidsnormen.
6.2 Verbinden van toebehoren
Houdt u aan de voorschriften voor veiligheid ver-
meld in hoofdstuk "1.0. VEILIGHEID".
Verbindt de toebehoren (gereedschappen) zorg-
vuldig dit om verliezen aan energie te vermijden.
Toebehoren voor MMA lassen (Schema 3)
De verbinding in de figuur geeft als resultaat het
lassen met omgekeerde polariteit. Voor het lassen
met directe polariteit, de verbinding omdraaien.
Schema 3
7.0 STORINGEN EN OORZAKEN
7.1 Mogelijke storingen bij MMA lassen
43
WAARSCHUWING
Storingen
Overdreven spatten
Kratervorming
Insluitingen
Onvoldoende penetratie
Plakken
Blazen en holtes
(poreusachtig)
Barsten
Oorzaken
1) Boog te lang.
2) Te hoge stroom.
1) Te vlug verwijderen van
de elektrode.
1) Onvoldoende zuiver
gemaakt of slechte lasvo-
oruitgang.
2) Verkeerde beweging van
de elektrode.
1) Lasvooruitgang te snel.
2) Lasstroom te klein.
3) Afschuining te smal.
4) Geen afranding aan de
spits.
1) Boog te kort.
2) Stroom te klein.
1) Vochtige elektrode.
2) Boog te lang.
1) Stroom te hoog.
2) Onzuivere materialen.
3) Waterstof aanwezig bij
het lassen (op de mantel
van de elektrode).
Содержание RAIDER 112
Страница 70: ...70 1 0 1 1 NR10 1 2 1 3 1 4 10 1 5...
Страница 71: ...71 2 0 EMC EN60974 10 2 1 2 2 3 0 EN 60974 1 EN 60974 10...
Страница 74: ...74 7 2 1 2 1 2 1 8 0 9 0 9 1 MMA Hot Start Arc Force antisticking 4...
Страница 77: ...77 Schema Diagram Schaltplan Sch ma Esquema Diagrama Schema kopplingsschema Oversigt Skjema Kytkent kaavio...
Страница 81: ...Codice 91 08 059 REV F...