26
LABELS MET WAARSCHUWINGSINSTRUCTIES
WAARSCHUWING
EEN NALATEN DE HIERNAVOLGENDE WAARSCHUWINGEN OP TE VOLGEN KAN
LICHAMELIJK LETSEL TOT GEVOLG HEBBEN.
U moet te allen tijde oog–
beschermers dragen wanneer
u dit gereedschap bedient of
er onderhoudswerkzaamheden
aan uitvoert.
Altijd oorbeschermers
dragen wanneer dit
gereedschap wordt be-
diend.
Men dient te allen tijde de
luchtinlaat af te sluiten en de
luchttoevoerslang te
ontkoppelen voordat enig deel
aan dit gereedschap wordt
aangebracht, verwijderd of
afgesteld, of voordat enig
onderhoud aan dit gereedschap
mag worden uitgevoerd.
Persluchtgereedscappen kunnen
tijdens gebruik ervan trillen.
Trillingen, zich herhalende
bewegingen, of ongemakkelijke hou-
dingen kunnen schadelijk zijn voor
uw handen en armen. Stop met
bediening van enig gereedschap
wanneer u ongemak, een tintelend
gevoel of pijn ervaart. Zoek medisch
advies alvorens werk te hervatten.
Het gereedschap niet aan
de slang dragen.
Geen beschadigde, gerafelde
of versleten luchtslangen of
fittingen gebruiken.
Steeds in een goede houding
staan. Als u het gereed–
schap bedient mag U zich niet
te ver uitstrekken.
Bedienen tot een maximum
luchtdruk van 90 psig (6.2
bar/620 kPa),
90 psig
(6.2bar/620kPa)
Internationale waarschuwingsla-
bel:
Bestel onderdeel nr. __________
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
SPECIFIEKE WAARSCHUWINGEN
•
Wanneer handschoenen worden gedragen en modellen
met een inwendige trekker worden bediend dan moet
u er altijd voor zorgdragen dat de trekker er bij het
uitschakelen niet door wordt verhinderd.
•
Wanneer u dit gereedschap bedient moet u te allen
tijde veiligheidsschoeisel, veiligheidshelm,
veiligheidsbril, handschoenen, stofmasker en enige
andere passende kleding dragen.
•
Sta geen dollen toe. Afleiding kan ongelukken
veroorzaken.
•
Houd uw handen en vingers weg van de
bedieningshendel tot de tijd is gekomen het
gereedschap in gebruik te nemen.
•
Laat het gereedschap of beitel nooit op uw voet rusten.
•
U mag het gereedschap nooit op iemand richten.
•
Perslucht is gevaarlijk. Richt de luchtslang nooit op
uzelf of op een van uw collega’s.
•
U mag uw kleding nooit met perslucht schoonblazen.
•
Zorg ervoor dat alle slangaansluitingen goed vast
zitten. Een loszittende slang zal niet alleen lekken
maar kan van het gereedschap losraken en door de
druk heen en weer slaan; hierdoor kunnen de
operateur en anderen die zich in de omgeving
bevinden letsel oplopen. Maak aan alle slangen
beveiligingskabels vast om zo te voorkomen dat
iemand letsel oploopt wanneer een slang per ongeluk
kapot gaat.
•
Nooit een slang ontkoppelen die onder druk staat.
Altijd eerst de luchttoevoer afsluiten en het
gereedschap ontluchten voordat de slang wordt
ontkoppeld.
•
De operateur moet ledematen en lichaam van de beitel
vrij houden. Wanneer een beitel breekt zal het
gereedschap met de gebroken beitel met een
plotselinge slag in voorwaartse richting van het
gereedschap weg worden gegooid.
•
Bedien het gereedschap nooit met een been over de
hendel. Wanneer u dit doet en de beitel zou breken
dan kan dit letsel veroorzaken.
•
Stel u ervan op de hoogte wat er zich onder het
materiaal bevindt waarop wordt gewerkt. Let goed op
verborgen water–, gas–, telefoon– en
elektricteitsleidingen en rioleringen.
•
Voor het schoonmaken van de onderdelen alleen
oplosmiddelen gebruiken. Gebruik uitsluitend
oplosmiddelen die aan de huidige veiligheids– en
gezondheidsstandaards voldoen. De oplosmiddelen
moeten te allen tijde in goed geventileerde ruimten
worden gebruikt.
•
Het gereedschap niet met dieselbrandstof doorspoelen
of de onderdelen ervan mee schoonmaken. Het residu
van deze dieselbrandstoffen zal tot ontsteking komen
wanneer het gereedschap in werking wordt gesteld,
hetgeen schade aan de inwendige delen zal
veroorzaken.
•
Wanneer modellen worden gebruikt voorzien van
uitwendige trekker of bedieningshendel dan moet u
het gereedschap voorzichtig neerleggen om te
voorkomen dat het per ongeluk in bedrijf zal komen.
•
U dient niet met het gereedschap te werken wanneer
het kapotte of beschadigde onderdelen heeft.
•
Het gereedschap niet in bedrijf stellen wanneer het op
de grond ligt.
•
Dit gereedschap is niet ontworpen om er mee in
explosieve omgevingen te werken.
•
Dit gereedschap is niet geïsoleerd tegen elektrische
schokken.