
1 Overzicht van de bedienings-
elementen en aansluitingen
1
Bedieningspaneel van de afspeeleenheid 1
Details zie fig. 2
2
Bedieningspaneel van de afspeeleenheid 2
Details zie fig. 2
3
Toets RELAY voor het automatisch starten van
de andere afspeeleenheid aan het einde van
een track (
hoofdstuk 5.4.2)
4
POWER-schakelaar
5
USB-bus (type A) voor het aansluiten van een
geheugeneenheid met USB-aansluiting
6
Toets SEARCH
– voor het in- en uitschakelen van het snel
vooruit en achteruit zoeken met de draaiknop
(16)
– Als “TRACK” boven de cijfers (B) verschijnt,
en u houdt de toets ingedrukt, dan kunt u de
tracks met de draaiknop snel selecteren
– Als “FOLDER” onder de cijfers (B) verschijnt,
en u houdt de toets ingedrukt, dan kunt u de
tracks met de draaiknop snel selecteren
7
Knop TRACK / ENTER
–
Als er geen selectiemodus is ingeschakeld,
selecteert u tracks door aan de knop te
draaien
–
Als een van de selectiemodi is ingeschakeld,
selecteert u een instelling door aan de knop
te draaien
–
Door op de knop te drukken, activeert u een
geselecteerde instelling
8
Toets BACK om bij een geactiveerde selectie-
modus naar het volgende hogere selectieni-
veau terug te schakelen
9
Toets MODE om de selectiemodus voor de be-
drijfsmodus (
hfdst. 5.4.1), voor de tijdsweer-
gave (
hfdst. 5.3) of voor de mp3-tekstweer-
gave (ID3-tag,
hoofdstuk 5.3) te activeren
10
Toets PROG om een geprogrammeerde reeks
tracks op te roepen (
hoofdstuk 5.12.2) of te
wissen (
hoofdstuk 5.12.3)
11
Toets MT (master tempo) voor het in- en uit-
schakelen van de functie voor constante toon-
hoogte (
hoofdstuk 5.9)
12
Toetsen PITCH BEND voor het afstemmen van
het ritme van de geselecteerde track op dat van
een muziekfragment dat op de andere afspeel-
eenheid wordt afgespeeld (
hoofdstuk 5.10)
13
Toets PITCH voor het in- / uitschakelen van de
snelheidsregelaar (24) en het selecteren van
het snelheidsregelbereik (8 % of 16 %); de
selectie wordt door de LED's (15) aangeduid
14
Display, details zie fig. 3
A
Aantal tracks in de geselecteerde map
B
als boven het cijfer het displaybericht
“TRACK” verschijnt: nummer van de track in
de geselecteerde map;
als onder het cijfer het displaybericht “FOL-
DER” verschijnt: nummer van de geselec-
teerde map
C
Displaybericht “Auto-CUE”: duidt de bedrijfs-
modus Afspelen van een individuele track
aan
D
Displaybericht “CONTINUE”: duidt de be
-
drijfsmodus aan voor continuweergave van
alle tracks
E
Displaybericht “ELAPSED”: duidt aan, dat de
reeds verstreken tijd van een track wordt
weergegeven
F
Displaybericht “REMAIN”: duidt aan dat de
resterende speeltijd van een track wordt
weergegeven
G
Aanduiding van de afwijking ten opzichte van
de normale snelheid
H
Pauzesymbool
I
Weergavesymbool
J
Displaybericht “CUE”: verschijnt als een begin-
punt automatisch (
hoofdstuk 5.4.1) of met
de toets CUE (17) werd opgeslagen
K
In dit veld is aangegeven of in de tekstregel
(N) de track-, album- of artiestennaam bij de
muziektrack wordt weergegeven. Als er geen
van bovenstaande displayberichten ver-
schijnt, wordt de bestandsnaam weergege-
ven (
hoofdstuk 5.3).
L
Bargrafiek voor de weergave van de relatieve
tracktijd
M
Tracktijdweergave, zie ook ps. E en F
N
Tekstregel voor weergave als leesbare tekst
O
Displaybericht “PROG”: duidt aan dat een
geprogrammeerde reeks tracks is opgeroe-
pen
P
Displaybericht “RELOOP”: duidt aan dat een
naadloze loop wordt afgespeeld
Q
Weergave van het aantal beats per minuut
voor de geselecteerde track
R
Displaybericht “MT” (master-tempo): duidt
de functie voor constante toonhoogte aan
(
hoofdstuk 5.9)
15
LED's “8%” en “16%” voor de aanduiding van
het geselecteerde snelheidsregelbereik; als een
van de LED's oplicht, is de snelheidsregelaar
(24) geactiveerd
45
B
NL