16
4. Garantie
Alvorens de pomp te installeren en in bedrijf te stellen,
dient u deze montage-en bedrijfsinstructies zorgvuldig te
lezen om ongevallen en schade aan de pomponderdelen te
voorkomen. De Homa-garantie dekt uitsluitend pompen die
overeenkomstig deze montage- en bedrijfsinstructies en
met kennis van zaken zijn geïnstalleerd voor de in deze in-
structies genoemde toepassingen.
5. Transport en opslag
De installatie nooit aan de aansluitkabel, de besturing
of bij de aansluitingen vastpakken of vervoeren.
De installatie kan horizontaal of verticaal worden
getransporteerd of opgeslagen. Bij transport de pomp niet
werpen of stoten. Bij langere opslag de pomp beschermen
tegen vochtigheid, vorst en warmte.
6. Elektrische aansluiting
6.1. Algemeen
Een vakbekwame test moet voor in gebruikname
vaststellen, dat de aanbevolen elektrische beveiligingen
aanwezig zijn. Aarding, nul, scheidingstrafo,
aardlekschakelaar e.d. moeten aan de voorschriften van de
lokale instanties voldoen. De pomp dient volgens de in
Nederland/Belgi
ё
algemeen geldende normen op het
elektriciteitsnet worden aangesloten.
De in de technische gegevens en op het type-plaatje
aangegeven bedrijfsspanningen en- frequentie moet
overeenkomen met de voorhanden zijnde netspanning.
Controleert u, dat de stekkerverbindingen buiten het
gevaar van overstroming liggen en tegen vochtigheid
beschermd zijn. Netstekker en aansluitkabel voor gebruik
op beschadigingen controleren.
Het einde van de aansluitkabel mag niet in het water
gedompeld worden, omdat er anders water in de
motoraansluitruimte komen kan.
Motorbeveiligingsschakelaars als mede schakelkasten,
ook van explosievrije pompen, mogen nooit in
explosiegevaarlijke gebieden gemonteerd worden.
De elektrische aansluiting moet in overeenstemming zijn
met de geldende voorschriften. De voedingsspanning en de
frequentie zijn op het typeplaatje van de pomp en de
schakelkast af te lezen. De spanningstolerantie moet
binnen het bereik van +6% tot –10% van de netspanning
liggen. Men moet er dus op letten dat de gegevens op het
typeplaatje met de stroomverzorging overeenkomen.
HOMA afvalwater-opvoerinstallaties worden in serie met
een schakelkast met kondensator geleverd.
De motor van de opvoerinstallatie heeft een in de wikkeling
ingebouwde warmtevoeler, welke bij oververhitting van de
motor de pomp via de besturing uitschakelt.
Verder hebben de installaties geen extra bescherming
nodig.
De installatie wordt met stekker geleverd en is gewoon aan
de netspanning aan te sluiten.
6.2. Elektronische schakelkasten
De bij de levering aanwezige schakelkast regelt en bewaakt
het funktioneren van de pomp en meldt de eventuele
storingen.
Hoofdschakelaar
„Uit“- stand:
De pomp is uitgeschakeld.
„Aan“ - stand:
De pomp wordt automatisch bestuurd, afhankelijk van de
vloeistofstand in de tank. De hoofdschakelaar licht op.
Test / Reset schakelaar:
Met behulp van deze schakelaar kan een test met de
pompen en de nalooptijd worden gedaan. (ca. 7-8
sekonden) De nalooptijd stelt vast of er geen vaste delen
bij het snijdwerk vastzitten, waardoor een herstart van de
pomp niet nodig is.
De gekleurde lichtdioden (LED) hebben de volgende
betekenis:
Groene LED „Bedrijf“:
Licht op, als de pomp in werking is.
Rode LED „Storing“:
Deze licht op bij de volgende storingen:
-De temperatuurvoeler in de wikkeling heeft de motor door
oververhitting uitgeschakelt. Nadat de motor weer
afgekoeld is dooft de LED en is de motor weer
gebruiksklaar.
-De zuigopening van de pomp is geblokkeerd, waardoor de
warmtevoeler ingeschakelt wordt. De pomp uitschakelen en
de stekker uit het stopkontakt halen en eventuele vaste
delen verwijderen uit de zuigopening.
-De schakelaar dooft, omdat de motor geblokkeerd is. De
Test/Reset –schakelaar indrukken. Wanneer het rode
lampje niet dooft, dan zal de installatie naar de fabrikant of
klantendienst teruggestuurd moeten worden.
7. Montage en Installatie
Schades ten gevolgen van een overstroming door een
storing aan de pomp dient de gebruiker door trefzekere
maatregelen (bijv. installatie van een alarminstallatie,
reservepomp e.d.) uit te sluiten.
De installatie moet waterpas staan en zodoende vastgezet
worden aan de bodem, dat verschuiven onmogelijk is.
Naast de normale geldende veiligheidsvoorschriften voor
ingebruikname en gezondheidbepalingen alsook DIN 1986
zal de installatie aan de volgende faktoren moeten voldoen.
•
Bestaande installaties moeten vrij toegankelijk
zijn.
•
De installatie niet in de buurt van ramen en deuren
bouwen.
•
Genoeg ruimte voor voor de toevoerleidingen.
•
Het monteren van een afsluiter zowel bij de pers
als de toeloop is aan te bevelen, dit i.v.m. het
vergemakkelijken bij het oplossen van storingen.
De horizontale leiding moet aan een minimale
doorstroomsnelheid voldoen van 0.7 m/s. Vertikale
aan 1.0 m/s.
Содержание Sanipower Series
Страница 19: ...19 13 Installationsbeispiele Installations Inbouw 14 Baumaße Dimensions Afmetingen ...
Страница 24: ...24 ...