Nederlands
19
ALGEMENTE VOORZORGSMAATREGELEN
1. De plaats waar gewerkt wordt schoonhouden. Niet
opgeruimde werkplaatsen en werkbanken verhogen
het gevaar van ongelukken.
2. Voorkom gevaarlijke situaties. Stel het apparaat niet
bloot aan regen of overmatige vochtigheid. Gebruik
het apparaat niet op plaatsen die overmatig dampig
zijn. Zorg voor goede verlichting tijdens de
werkzaamheden.
Gebruik de boor en de acculader niet in de buurt van
brandbare of explosieve materialen.
Voorkom gebruik van de boor en acculader in de
buurt van brandbare vloeistoffen of gassen.
3. Het gereedschap is niet geschikt voor gebruik door
kinderen of onbevoegden zonder toezicht. Kinderen
dienen onder toezicht gehouden te worden en mogen
in geen geval in de gelegenheid komen met het
gereedschap te spelen. Bezoekers dienen een veilige
afstand te bewaren tot de werkplek.
4. Onbenodigd gereedschap en de acculader opruimen.
Wanneer het gereedschap en de acculader niet
gebruikt worden, dienen deze op een hoggelegen of
af te sluiten plaats te worden opgeborgen. Het toestel
en de acculader dienen op een plaats te worden
opgeborgen waar de temperatuur onder de 40°C is.
5. Wees voorzichtig met het snoer van de acculader.
Het toestel nooit aan het snoer dragen, en aan het
snoertrekkend uit het stopcontact verwijderen.
Bescherm het snoer tegen hitte, olie en scherpe
voorwerpen.
6. Wanneer de acculader niet gebruikt wordt of
gerepareerd wordt, dient de stekker uit het stopcontact
verwijderd te worden.
7. Gebruik uitsluitend de bijbehorende acculader.
Gebruik geen andere acculaders om gevaar te
voorkomen.
8. Alleen gebruik maken van originele HITACHI
onderdelen.
9. Gebruik de boor en de acculader uitsluitend voor
doeleinden die in deze gebruiksaanwijzing beschreven
zijn.
10. Het gebruik van accessoires en toebehoren anders
dan in deze gebruiksaanwijzing of in de HITACHI
katalogus beschreven zijn, vehoogd het risico op
lichamelijk letsel.
11. Indien het netsnoer beschadigd is, moet dit, om risico
te voorkomen, worden vervangen door de fabrikant,
het onderhoudscentrum van de fabrikant of ander
bevoegd personeel.
Reparaties mogen alleen uitgevoerd worden door
een geautoriseerde service dienst. De fabrikant is
niet aansprakelijk voor schade en/of letsel veroorzaakt
door reparatie uitgevoerd door ongeautoriseerde
service diensten en/of verkeerd gebruik van het
gereedschap.
12. Verwijder geen schroeven of andere onderdelen van
de boor en de acculader om de integriteit van het
ontwerp te verzekeren.
13. Gebruik de acculader met het voltage dat op het
naamplaatje is aangegeven.
14. Laad de batterij altijd op voordat het toestel gebruikt
wordt.
15. Gebruik uitsluitend de voorgeschreven batterij.
Gebruik geen normale droge-cel batterij, een
oplaadbare of auto-accu voor de boor.
16. Maak geen gebruik van een transformator met een
spanningsverhoger.
17. Laad de batterij niet op met de wisselstroom-dynamo
van de auto of met gelijkstroom.
18. De batterij alleen binnenshuis opladen. De acculader
en batterij worden warm tijdens het opladen, dus
vermijd direkt zonlicht; zorg voor goede ventilatie.
19. De onderdelentekening in deze handleiding is
uitsluitend bestemd voor de geautoriseerde service
dienst.
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE
OPLADER
1. Laad de accu bij een temperatuur van 0 – 40°C. Een
temperatuur van onder 0°C kan overlading
veroorzaken, hetgeen gevaarlijk kan zijn. De accu kan
niet bij een temperatuiur van boven de 40°C geladen
worden. De meest geschikte temperatuur is tussen
de 20 – 25°C.
2. Wacht ongeveer 5 minuten voordat met het laden
van een andere batterij begonnen wordt.
Laad niet meer dan twee batterij’s achterelkaar op.
3. Voorkom dat stof of vuil in de aansluitopening van
de accuterecht komt.
4. Demonteer de oplaadbare accu of acculader niet.
5. Voorkom kortsluiting van de oplaadbare accu.
Kortsluiting kan resulteren in oververhitting. Dit kan
schade of brandgevaar opleveren.
6. Gooi de accu niet in het vuur.
Een brandende accu kan ontploffen.
7. Het gebruik van een uitgeputte accu zal de acculader
beschadigen.
8. Breng de accu naar de dealer waar deze gekocht
werd, nadat deze na oplading onvoldoende kracht
heeft voor praktisch gebruik. Gooi een ultgewerkte
accu niet weg.
9. Steek nooit een voorwerp in de ventilatie-openingen
van de acculader.
Als een voorwerp of ontylambaar materiaal in de
ventilatie-openingen van de acculader wordt gesto-
ken, kan dit resulteren in een elektrische schok of
beschadiging aan de acculader.