17
Nederlands
ALGEMENE VOORZORGMAATREGELEN
1.
Houd de plaats waar gewerkt wordt schoon. Niet
opgeruimde werkplaatsen en werkbanken
verhogen het gevaar van ongelukken.
2.
Kies een geschikte omgeving om te werken.
Stel electrisch gereedschap niet aan regen bloot.
Gebruik electrisch gereedschap niet op vochtige
of natte plaatsen.
Zorg dat de werkplaats goed verlicht is.
Houd het gereedschap uit de buurt van
ontvlambare vloeistoffen of gassen.
Tijdens het gebruik van electrisch gereedschap
ontstaan er vonken, ook bij het in-en
uitschakelen. Gebruik electrisch gereedschap
daarom nooit in de buurt van verf,
verfverdunner, benzine, gassen, plakmiddelen
of andere materialen die kunnen ontvlammen
of een exploderen.
3.
Vermijd een electrische schok. Let er daarom op
dat er geen contact is met geaarde oppervlakken
zoals pijpen, radiators, keukenfornuis of ijskast.
4.
Houd kinderen uit de buurt. Laat bezoekers het
gereedschap of snoer niet aanraken. Alle
bezoekers moeten een veilige afstand tot de
werkplaats aanhouden.
5.
Ruim alle overbodig gereedschap op.
Gereedschap dat niet gebruikt wordt moet op
een droge, hooggelegen of af te sluiten plaats
buiten het bereik van kinderen opgeborgen
worden.
6.
Forceer het gereedschap niet. Het levert een
betere en veiligere prestatie op de snelheid
waarvoor zij werd ontworpen.
7.
Gebruik het juiste gereedschap. Gebruik een klein
gereedschap of hulpstuk niet voor
werkzaamheden waarvoor een apparaat met groot
vermogen vereist is. Gebruik het gereedschap
niet voor doeleinden waarvoor dit niet bestemd
is (bijvoorbeeld gebruik van de cirkelzaag voor
het zagen van bomen).
8.
Draag de juiste kleding. Draag geen loszittende
kleren of armbanden e.d. daar deze in de
bewegende delen verstrikt kunnen raken. Bij het
werken buitenshuis wordt het gebruik van rubber
hand schoenen en stevige, niet glijdende schoenen
aanbevolen.
9.
Draag een veiligheidsbril. Ontstaat er veel stof
tijdens het werken, draag dan eveneens een
gezichtsbeschermer en/of stofmasker.
10.
Behandel het snoer voorzichtig. Draag het gereed
schap nooit door dit bij het snoer vast te houden.
Bescherm het snoer tegen hitte, olie en scherpe
hoeken.
11.
Neem de uiterste veiligheid in acht. Gebruik
klemmen of een bankschroef om het werkstuk
vast te zetten. Hierdoor heeft u uw handen vrij
om het gereedschap te bedienen.
12.
Buig u nooit te ver naar voren. Kies een goede
plaats en behoud altijd uw evenwicht.
13.
Behandel het gereedschap voorzichtig. Zorg ervoor
dat het gereedschap scherp en schoon is zodat een
goed en veilig prestatievermogen wordt verkregen.
Volg de gebruiksaanwijzing voor het smeren en het
verwisselen van toebehoren.
Inspecteer de snoeren regelmatig op beschadiging
en laat deze zonodig door een erkend servicecenter
repareren. Controleer de verlengsnoeren ook
regelmatig en vervang deze bij beschadiging. Houd
alle handgrepen droog en schoon en vrij van olie
en vet.
14.
Trek de stekker uit het stopcontact als het gereed
schap niet wordt gebruikt en ook bij onderhouds
beurten, het verwisselen van toebehoren zoals
bladen, boren, messen e.d.
15.
Verwijder sleutels en moersleutels. Maak er een
gewoonte van voor het inschakelen te controleren
of alle sleutels en moersleutels verwijderd zijn.
16.
Schakel het gereedschap niet onverwacht in.
Draag geen aangesloten gereedschap met de
vinger op de schakelaar. Controleer altijd of het
gereedschap uitgeschakeld staat alvorens dit aan
te sluiten.
17.
Bij het werken buitenshuis dient een verlengsnoer
te worden gebruikt. Gebruik dan alleen
verlengsnoeren die geschikt zijn voor het werken
buitenshuis en desbetreffend gemerkt zijn.
18.
Let altijd goed op tijdens het werken. Kijk uit wat u
doet en gebruik het gereedschap niet als u moe
bent.
19.
Bij beschadiging van een van de onderdelen
dient dit nauwkeurig te worden nagekeken en
gerepa reerd alvorens het gereedschap opnieuw
in gebruik wordt genomen. Let erop dat het
betreffende on derdeel zijn functie goed vervult.
Controleer of de bewegende delen goed zijn
gemonteerd en vrij kunnen bewegen. Dit om een
foutief functioneren van het gereedschap te
voorkomen. Bij de beschadiging van een
onderdeel dient de reparatie altijd te worden
overgelaten aan een erkend ser vice-center, tenzij
in deze gebruiksaanwijzing an ders wordt
voorgeschreven. Laat ook defekte scha kelaars
vervangen door een erkend service-center.
Gebruik het gereedschap niet als de aan/uit-scha
kelaar niet werkt.
20.
Gebruik electrisch gereedschap uitsluitend voor
doeleinden die zijn aangegeven in de
gebruiksaanwijzing.
21.
Het gebruik van accessoires en toebehoren anders
dan in deze gebruiksaanwijzing of in de HITACHI
katalogus beschreven zijn, verhoogd het risico
op lichamelijk letsel.
22.
Reparaties mogen alleen uitgevoerd worden door
een geautoriseerde service dienst. De fabrikant
is niet aansprakelijk voor schade en/of letsel
veroor zaakt door reparatie uitgevoerd door
ongeautori seerde service diensten en/of verkeerd
gebruik van het gereedschap.
23.
Verwijder nooit kappen of schroeven daar dit kan
resulteren in een gevaarlijke situatie.
24.
Raak bewegende delen of toebehoren niet aan
tenzij de stekker uit het stopcontact is getrokken.
25.
Gebruik het gereedschap bij een lagere input dan
aangegeven op het label. Dit om beschadiging
van de afwerking of het overbelasten van de
motor te voorkomen.
26.
Plastic onderdelen niet met oplosmiddelen
wassen. Middelen zoals benzine, verdunner, kool
tetrachlo ride, alcohol, ammoniak en olie met
cholische inhoud kunnen de plastic onderdelen
beschadigen. Deze middelen niet gebruiken.
27.
Gebruik uitsluitend originele HITACHI onderdelen.
28.
Dit gereedschap mag uitsluitend gedemonteerd
worden voor het verwisselen van de koolborstels.
29.
De onderdelentekening in deze handleiding is uits
luitend bestemd voor de geautoriseerde service
dienst.
VOORZORGSMAATREGELEN BETREFFENDE
HET GEBRUIK VAN DE
CIRKELZAAGMACHINE
1.
Gebruik geen zaagbladen die vervormd of
verbogen zijn, of waarin barsten en/of scheurtjes
zitten.
2.
Gebruik geen HSS-zaagbladen (verhard staal).