Ne
de
rla
n
d
s (NL)
201
12. Opsporen van storingen
Waarschuwing
Schakel de voedingspanning uit voordat u
het deksel van de klemmenkast verwijdert.
Zorg dat de voedingsspanning niet per
ongeluk kan worden ingeschakeld.
Waarschuwing
De verpompte vloeistof kan gloeiend heet
zijn en onder hoge druk staan. Vooraf-
gaand aan het verwijderen of demonteren
van de pomp moet het systeem daarom
worden afgetapt of de afsluiters aan beide
kanten van de pomp moeten worden
gesloten.
Storing
Oorzaak
Oplossing
1.
De pomp werkt niet.
a)
Geen voedingsspanning.
Zet de schakelaar om.
Controleer kabels en kabelaanslui-
tingen op defecten en losse aanslui-
tingen.
b)
Motorbeveiliging is aangesla-
gen.
Zie 2. a), b), c), d), e).
c)
Stuurstroomcircuit is defect.
Repareer of vervang het stuur-
stroomcircuit.
2.
Motorbeveiliging is aange-
slagen (schakelt de motor
uit zodra de voedingspan-
ning is ingeschakeld).
a)
De contacten van de motorbe-
veiliging of de magneetspoel
zijn defect.
Vervang de contacten van de motor-
beveiliging, de magneetspoel of de
gehele motorbeveiliging.
b)
Kabelaansluiting zit los of is
defect.
Controleer kabels en kabelaanslui-
tingen op defecten en vervang de
zekeringen.
c)
Motorwikkeling is defect.
Herstel of vervang de motor.
d)
De pomp heeft een mechani-
sche blokkade.
Schakel de voedingsspanning uit en
reinig of repareer de pomp.
e)
De motorbeveiliging is te laag
ingesteld.
Stel de motorbeveiliging in op basis
van het nominale vermogen van de
motor (I
1/1
).
Zie typeplaatje.
3.
De motorbeveiliging scha-
kelt de motor soms uit.
a)
De motorbeveiliging is te laag
ingesteld.
Zie 2. e).
b)
Periodieke voedingsstoring.
Zie 2. b).
c)
Periodiek lage spanning.
Controleer kabels en kabelaanslui-
tingen op defecten en losse aanslui-
tingen.
Controleer of de juiste voedingska-
bel is gebruikt voor de pomp.
4.
De motorbeveiliging is niet
aangeslagen, maar de
pomp is onopzettelijk bui-
ten bedrijf.
a)
Zie 1. a), b), c) en 2. d).
5.
De pompcapaciteit is insta-
biel.
a)
De voordruk van de pomp is te
laag.
Controleer de voordruk van de
pomp.
b)
De zuigleiding is gedeeltelijk
verstopt door verontreinigin-
gen.
Verwijder en reinig de zuigleiding.
c)
Lekkage in zuigleiding.
Verwijder en repareer de zuigleiding.
d)
Lucht in zuigleiding of pomp.
Ontlucht de zuigleiding en de pomp.
Controleer de voordruk van de
pomp.
6.
De pompcapaciteit is insta-
biel en de pomp maakt veel
lawaai.
Alleen zelfaanzuigende pompen:
a)
Het drukverschil in de pomp is
te laag.
Sluit het tappunt geleidelijk tot de
persdruk stabiel is en het geluid
stopt.
Содержание CM
Страница 2: ...2 ...