4
1.
Algemene veiligheids- en bedieningsaanwijzingen
•
Apparaat, accessoires en reinigingsmiddel mogen alleen worden gebruikt, zoals in de
gebruikshandleiding is beschreven of zoals de fabrikant van het product voorschrijft.
•
Ultrasoonreinigers zijn niet gemaakt voor intensief trillen (volcontinue) en behoeven tussen
de reinigingsprocessen korte pauzes.
•
Het apparaat mag alleen aangesloten worden op een randgeaard stopcontact, die voldoet
aan de voorschriften op het typeplaatje (achterzijde van het apparaat).
•
Apparaten met transportschade mogen niet op het stroomnet worden aangesloten.
•
Apparaten en reinigingsmiddelen buiten bereik van kinderen en onbevoegde personen
houden.
•
Voor materiële of persoonlijke schade als gevolg van ondeskundig gebruik of niet naleven
van de veiligheidsvoorschriften kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard.
•
Bij gebruik van reinigingsmiddelen dienen de veiligheids- en gebruiksvoorschriften van de
fabrikant in acht te worden genomen.
•
Eigenhandig ombouwen of veranderen van het apparaat is niet toegestaan, bovendien
vervalt daardoor de
CE
–conformiteit.
•
Gebruik uitsluitend originele accessoires.
•
In beroepsmatige omgevingen dienen de ter plaatse geldende ongeval preventieregels in
acht te worden genomen.
•
In scholen, opleidingsplaatsen en hobby werkplaatsen dient het gebruik plaats te vinden
onder supervisie van goed opgeleid personeel.
•
Bij voortdurende aanwezigheid binnen 3 m van het apparaat is het dragen van
gehoorbescherming aan te raden, ter bescherming van de gezondheid.
•
Het apparaat nooit zonder of met te weinig vloeistof inschakelen.
•
Bij het ultrasoneren van geringe hoeveelheden brandbare vloeistoffen in inzetbekers dienen
de voorgeschreven laboratoriumrichtlijnen te worden gevolgd.
2. Ingebruikname
•
Plaats het apparaat op een vaste, horizontale en vlakke ondergrond.
•
Vul de tank voor 3/4 met water.
Let op:
De vultemperatuur mag niet hoger zijn dan 50°C,
het apparaat nooit zonder vloeistof inschakelen.
•
Voeg dan het reinigingsmiddel (bv. CQ55, CQ11, CQ33) in de benodigde verhouding toe,
zoals de reinigingsmiddelenfabrikant voorschrijft.
Let op:
gebruik alleen reinigingsmiddel dat
voor ultrasoonreinigers geschikt is. Geen brandbare vloeistoffen (bv. benzine, oplosmiddel)
en geen vloeistoffen die chloridenionen bevatten of afsplitsen (enkele desinfectie-,
spoelmiddelen of huishoudreinigingsmiddelen) gebruiken. Agressieve reinigingsvloeistoffen
zoals bv. zuren of zoutoplossingen mogen alleen in gesloten inzetbekers gebruikt worden.
•
Steek de stekker in een voldoende beveiligd randgeaard stopcontact.
TIP:
Pas na ca. 1-2 gebruiksuren werken de transducers (trilelementen) met vol vermogen.
Reinigings- en contactvloeistoffen bevatten opgeloste gassen (bv. zuurstof) die de
reinigingswerking negatief beïnvloeden. Ontgas een pas gevulde tank, door het apparaat voor
gebruik ca. 10 min. te laten trillen. Tijdens dit proces wordt het kavitatiegeluid minder, de luide
ontgassinggeluiden vallen weg en het apparaat werkt merkbaar stiller. Dit duidt echter niet op
teruglopen van de ultrasoonwerking, maar wijst op het einde van het ontgassingproces.